‘Geen vierde prik!’ – column Ya’akov Almor

Almor

“We kunnen in de komende weken een tsunami van besmettingen verwachten,” zo stelde premier Naftali Bennett ons hier in Israël vorige week ‘gerust’. “Wie nog niet gevaccineerd is raden wij met klem aan dit zo gauw mogelijk te doen,” voegde hij eraan toe. Een van onze geliefde voorgangers in onze kleine conservatief-Joodse kehille in mijn woonplaats Mitzpe Ramon zei een paar weken geleden tijdens zijn Torauitleg: “Je moet goed lezen wat er staat, maar het is ook heel belangrijk te beseffen wat de auteurs juist, vaak bewust, weggelaten hebben!”

Bennett, de eerste religieus-praktiserende premier in de geschiedenis van het land, weet dit ook. Wat hij bewust wegliet is dat Israël nu definitief de weg naar groepsimmuniteit is ingeslagen. De grenzen zijn open gegooid, we mogen weer overal naar toe, en volledig gevaccineerde toeristen zijn meer dan welkom.

Ik schrijf deze regels terwijl ik op 36.000 voet bij zonsondergang over het Griekse eiland Santorini vlieg, op weg naar Madrid. Het vliegtuig zit bomvol, vooral met jongelui. Eerder op de dag dronk ik nog koffie met een van mijn dochters en met mijn zoon. “Ik ga volgende week met een stel vrienden snowboarden in de Italiaanse Alpen,” vertelde hij. “We hebben nu lang genoeg binnen gezeten!” Met ‘binnen zitten’ bedoelde hij op binnen de grenzen van ‘Getto Israël’, verduidelijkte hij met een grijns.

Terug naar Bennett. Tijdends dezelfde speech over de ‘tsunami van besmettingen’ kondigde de premier ook de vierde vaccinatieronde voor zestigers en ouder aan. “Een tweede booster voor de zwakkeren onder de bevolking,” zo werd later in een nieuwsjournaal gezegd. Een extra booster voor de zwakkeren? Ik ben weliswaar de zestig voorbij, maar heb moeite mij hiermee te vereenzelvigen. Mijn ziekenfonds had daar geen probleem mee. Enkele dagen later na de aankondiging van ‘de vierde prik’ kreeg ik al een sms van Maccabi, mijn Israëlische fonds, welke las alsof ik de een prijs in de loterij had gewonnen.

Gehoorzaam als ik ben – mijn calvinistische inborst is moeilijk weg te poetsen – meldde ik mij voor de spuit. “Morgen om half elf,” werd er gezegd. De volgende dag liep ik de vierhonderd meter tot aan het enige gebouw in onze wijk dat meer dan twee verdiepingen telt. Het is een nieuw, ‘dienstverlenend wijkgebouw’, en velen vinden het een gedrocht. Maccabi houdt daar op de tweede verdieping kantoor.

“Ik ben hier voor mijn vierde prik,” zei ik na vijf minuten wachten tot de drie dienstverlenende dames hun gesprek in het Russisch afgerond hadden. “Ah ja, loop maar door!” Even later zat ik bij de prikzuster. “Ah meneer Almor, even kijken,” zei ze, terwijl ze op haar computerscherm tuurde. Haar wenkbrauwen gingen omhoog. “Wacht even. U heeft uw derde prik in september gekregen. Het is nu 4 januari. U bent veel te vroeg. Komt u eind maart maar een terug!”

Kom daar in Nederland maar eens om!

Lees ook:
Over polderen gesproken – column Ya’akov Almor

“Jij hebt al verschillende malen verteld dat je in Nederland in een ontwikkelingsdorp op de zeebodem geboren en opgegroeid bent. Zou je daarover zou je hier in Mitzpe niet eens een voordracht kunnen houden?” vroeg Dan Gazit eerder dit jaar. Hij is de coördinator van Masa’aot, de lezingenserie van Keshet, de lokale stichting voor Cultuur, Milieu en Maatschappij, waar wij beiden parttime voor werken. Afgelopen dinsdagavond was het zover…’ 

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » ‘Geen vierde prik!’ – column Ya’akov Almor