Javajoden – column Paul Damen

Paul Damen (Foto: J. Blik)

Mijn moeder werd geboren in het huidige Indonesië, toen nog ‘Ons Indië’, mijn opa z’l  ligt er nog steeds in een groot marmeren tweepersoonsbed alweer bijna een eeuw eenzaam te wezen. Maar zelfs zonder die link was de tentoonstelling ‘Revolusi!’ in het Rijksmuseum een must. Die loopt nog enkele weken.

U kunt dus nog, al zeg ik u nu al: die valt wat tegen. Er ontbreekt veel: dat krijg je met Indonesische gastcurators als Amir Sidharta en Bonnie Triyana. Niet alleen werken die vanuit het perspectief van Indonesië, nog steeds allesbehalve een brandschone democratie. Maar omdat Nederland ook een bevriende natie is, worden ook taboes zoals oorlogsmisdaden liever vermeden. Het resultaat is een ietwat warrige, maar vooral ‘klootloze’ tentoonstelling. Uiteraard had het Indonesische volk alle recht op die onafhankelijkheid, in een donkere periode, die, u zegt het, nooit had hoeven gebeuren als de koloniale Nederlanders daar nooit gekomen waren. Maar zo is het nu eenmaal niet. ‘Die Verhältnisse, sie sind nicht so’, zou Brecht zeggen

Interne Koninkrijkskwestie
Zo wordt die strijd neergezet alsof Nederland met dat land helemaal niets meer te maken had. Indonesië beschouwt 15 augustus 1945, enkele dagen na de Japanse overgave, als de onafhankelijkheidsdag. Maar als een volk zichzelf onafhankelijk verklaart, maakt dat het land niet meteen een soevereine staat. Internationale erkenning doet dat wel. De Verenigde Staten erkenden Indonesië pas eind december 1949, zelfs nog ná de Nederlandse erkenning op 2 november van dat jaar. Dat maakt, navrant gezegd, die ‘politionele acties’, dat eufemisme voor koloniale oorlog, formeel nog een interne Koninkrijkskwestie. Wij beschouwen ook niet de Unie van Utrecht als onze onafhankelijkheidsdatum.

Bersiap
Pijnlijk ontbreekt in de expositie dan ook de omstreden ‘Bersiap’-periode ná de Japanse overgave. Tussen 1945 en 1949 werden tussen de zesduizend en 35.000 (Indische) Nederlanders, Molukkers, Chinezen, vrouwen, kinderen en andere minderheden om het leven gebracht door republikeinse strijdgroepen en het Indonesisch leger-in-oprichting, die zich in feite als wetteloze moordenaarsbendes gedroegen. Op de tentoonstelling valt dat allemaal onder de noemer ‘vrijheidsstrijd’. Terwijl het simpelweg terreur tegen burgers was. Die omissie was al opvallend in het boek ‘Revolusi, Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld’ van de Belgische historicus David van Reybrouck, waar deze expositie naar verwijst. Die concludeert in zijn ruim zeshonderd pagina’s dikke boek haast terloops dat het geweld van ‘Republikeinse zijde nauwelijks is onderzocht’. En dat is het. Onderzoek dat dan, zou je zeggen. Geen wonder dat Soekarno, vader des vaderlands van Indonesië, maar ook verantwoordelijk voor de blinde antikoloniale haat die tallozen het leven kostte, er goed vanaf komt.

Geen Joden?
Maar, voor dit medium schrijvend, was het meest opvallende de totale afwezigheid van de Joods-Indische gemeenschap. Verklaarbaar, omdat Joden zich in ‘Ons Indië’ zich vooral verbonden voelden met de Nederlandse overheid – in baan of cultuur. En er waren er al zo weinig daar. Plus het feit dat bij het vigerende islamitische dan wel geïmporteerde antisemitisme een keuze voor de nationalisten evenmin voor de hand lag. Maar van de in de jaren dertig circa tweeduizend Joden daar – op toen 300.000 ándere Nederlanders en zestig miljoen autochtonen – kan ik er alleen al een handvol noemen die voor (of tegen, zoals een broer van mijn moeder in het leger) de onafhankelijkheid streden. In het algemeen is het bestaan van die ‘Javajoden’ vrijwel uit de geschiedenis weggeschreven.

In de amateurencyclopedie Wikipedia staat ronduit ‘In het toenmalige Oost-Indië heeft voor zover bekend nooit een Joodse gemeente bestaan.’ Dat is dus onzin. Men ging naar Indië omdat men daar als ‘wit’, als Europees werd beschouwd. En met, zeker toen in de tweede helft van de 19de eeuw de overheidsdiscriminatie werd uitgeband, een grotere kans op een mooie carrière. Maar er was wel degelijk een Joodse ‘gemeenschap’ in de grote steden.

Uitgewist
Mijn opa, om dat voorbeeld maar weer ‘es te noemen, reed begin vorige eeuw op de motor met zijspan (de ‘koelie’ reed, overigens) dwars tussen de vulkanen door naar Soerabaja, waar Joden bij gebrek aan sjoel bij de vrijmetselaars borrelden. Later, na de oorlog werd daar door de Sefarden, vaak ‘Bagdadjoden’ genoemd naar hun herkomst, een voormalige dokterswoning als sjoel ingericht. Midden in het zakencentrum is, wat deels verklaart waarom die sjoel in 2013 ‘per vergissing’ is afgebroken, ‘omdat men dacht dat het een turnhal was’. Ja hoor. Terwijl de radicale islamisten enkele jaren daarvoor wel precies wisten waar ze de davidssterren van de deur moesten beitelen. Op die dure plek, Kayoonstraat 4-6 staat nu een megahotel, het Grand Dafam Signature Surabaya. Daarmee werd het laatste zichtbare Jodendom op Java uitgewist.

Aandacht
Geen toeval. Indonesië kende, zowel voor als na de oorlog, een ‘antisemitisme zonder Joden’. De Japanse bezetter wist niet waar hen in te delen: waren ze nu Aziatisch of Europees? Zover te achterhalen is, bestaat er dan ook geen namenlijst van Nederlands-Joodse slachtoffers die in de Indische archipel zijn omgekomen. En nu nog is het Jodendom geen erkende godsdienst in het overwegend islamitische Indonesië. Buitenlandse Joden noemen zich er Boeddhist, of ‘Unitariër’ – christenen die de drieëenheid niet erkennen. Immers, antisemitische traktaten zijn overal te koop, en wie zich als Jood afficheert kan behalve op een hoop haat ook op nogal wat bureaucratie rekenen.

Joden hebben als bestuurder, of als planter, of als militair, behoorlijk hun bijdrage geleverd aan wat nu de moderne Indonesische staat is. Het zou die staat dan ook sieren te erkennen, dat juist hun geringe aantal, cynisch gezegd, hen buiten de volkswoede van de Bersiapperiode, of het georkestreede antisemitisme (de NSB had vrij grote aanhang onder Nederlanders daar) hield. Om nu het Joodse leven daar dan volstrekt te negeren, zoals bijvoorbeeld de bovengenoemde expositie doet, dat gaat te ver. Iets meer aandacht voor een bevolkingsgroep die letterlijk viel tussen de Indische wal en het schip dat hen terug naar Nederland bracht, zou de geschiedschrijvers sieren.

Lees ook:
Dichterbij Babi Jar – column Paul Damen

‘Het is een keihard cliché: in oorlog sneuvelt de waarheid als eerste. Die oude wijsheid ging dezer dagen weer eens op toen westerse media meldden dat bij de recente beschieting van die radiotoren in Kiev ook het belendende herinneringscentrum Babi Jar zou zijn geraakt. Althans, volgens de Oekraïense regering. Een week later, toen lokale westerse correspondenten, met name Ynet-journalist Ron Ben Yisha, een en ander ter plekke hadden kunnen bekijken, bleek het bericht fake-nieuws…’

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Javajoden – column Paul Damen