Levi’s eerste kerstfeest – recensie

sargasso

Ewoud Sanders bespreekt christelijke bekeringsverhalen over Joden die verbluffen vanwege de ontstellende intolerantie die er uit spreekt. De historicus toont zich terecht verbaasd dat zelfs na de Tweede Wereldoorlog nog titels in dit genre zijn verschenen.

“De ogen van Thirza’s vader rolden wild, vol vuur van toorn en woede”. De reden? Zijn dochter is “tot het geloof in Christus” gekomen.” Maar als zij die Naam belijdt voor haar vader, spreekt hij een vreselijke vloek over haar uit. (…) De haat van de Jood is zeer groot, maar nóg groter is de genade van God”.

Deze eigenaardige tekst komt uit het werkje Thirza, of de aantrekkingskracht van het Kruis, dat in 1841 zijn eerste druk beleefde. Het is een van de talrijke jeugdverhalen over de bekering van Joden tot het protestants-christelijke respectievelijk Rooms-katholieke geloof die sinds het einde van de 18de eeuw zijn verschenen. De historicus Ewoud Sanders, bekend van zijn wekelijkse rubriek WoordHoek in NRC Handelsblad, promoveerde op een studie over deze bekeringsverhalen.

In Levi’s eerste kerstfeest – jeugdverhalen over Jodenbekering toont Sanders zich terecht verbaasd dat zelfs na de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog nog vijftien nieuwe titels in dit genre in Nederland zijn uitgekomen, soms met oplages van meer dan tienduizend. Over het al genoemde Thirza ontstond in 1987 een rel, nadat de Anne Frank Stichting uitgever Den Hertog had verzocht dit discriminerende boekje uit de handel te nemen. Dat voorstel viel helemaal verkeerd bij het Reformatorisch Dagblad, dat hierin de hand van “de vorst der duisternis” (de duivel) meende te ontwaren. De uitgeverij ging toch door de knieën, maar in 2012 kwam Thirza onder een andere titel opnieuw op de markt.

Sanders, zelf met een Joodse achtergrond, bekent in zijn nawoord dat hij soms een blokje om moest lopen om zijn bevindingen objectief en op serene toon te kunnen beschrijven. Hij is daar uitstekend in geslaagd, maar niettemin blijft Levi’s eerste kerstfeest verbluffen vanwege de ontstellende intolerantie die uit de bekeringsverhalen spreekt. Protestanten en katholieken wedijveren met elkaar in het etaleren van de wreedheid waartoe de verblinding van de Joden die Jezus maar niet als hun Messias willen erkennen blijkbaar leidt, als iemand uit hun midden het Licht wel heeft gezien.

Zo vertelt Ida Keller, met zeven boeken op haar naam een ware meesteres in dit genre, in Een beker koud water hoe de oma van Hetty, een Joods meisje dat naar het christendom neigt, haar kleindochter te lijf gaat met “trappen, schoppen en slagen zonder einde”. Keller was gereformeerd, maar de roomsen konden er ook wat van. In De kleine bloedgetuige (1932) wordt de jonge Abel door zijn vader op zolder gekruisigd; de rest van de familie ziet beneden zijn bloed door het plafond heen sijpelen. Gruwelijk is ook het lot van de jongen uit Het Jodenkind: omdat hij in een katholieke kerk de hostie heeft genomen wordt hij door zijn vader, een glasblazer, in de smeltoven gegooid. Maar dit verhaal heeft een happy end: het jongetje komt onbeschadigd uit de oven tevoorschijn, Maria heeft hem beschermd. Onder de titel Van een Jodenjongetje viel dit gruwelverhaal in de jaren vijftig van de vorige eeuw nog te lezen in het Nederlands Taalboek voor de r.k. lagere school.

In 1951 werden daarover vragen gesteld in de Amsterdamse gemeenteraad en de Tweede Kamer, maar zonder resultaat. In 1956 vestigde het dagblad De Waarheid opnieuw de aandacht op dit “beruchte taalboekje”. Dit keer wierp ook de schrijver en columnist van de toen nog katholieke Volkskrant, Godfried Bomans, zich in de strijd. In scherpe bewoordingen keerde hij zich tegen de vooroordelen tegen Joden die door dit verhaaltje werden opgewekt. “Daarom achten wij dit boekje in hoge mate verderfelijk.” Kort daarop werd het uit de circulatie genomen. Na 1959 zijn dit soort bekeringsverhalen van katholieke zijde niet meer gepubliceerd. Een aantal protestants-christelijke uitgevers gaat er nog altijd mee door. Ze verdedigen dit door erop te wijzen dat de bekeringsverhalen zijn bedoeld om het christendom aan te prijzen, niet om antisemitisme te bevorderen.

Sanders heeft echter groot gelijk als hij zich afvraagt hoe het mogelijk is “dat er onder jonge gereformeerde kinderen nu nog een boek wordt verspreid (De zoektocht van Lea Rachel) waarin wordt beschreven dat een Joodse vader steeds op de grond spuugt als hij over “vuile christenen” of “vuile gojim” praat”.  Al in 1929 kwam Het Algemeen Handelsblad met zinnige kritiek op het boek Het kerstjoodje. De krant vond de titel “al wat zonderling” en merkte verder op: “Joodse landgenoten zullen waarschijnlijk zeggen: ‘deel ons minderheden toch niet altijd zo’n rare rol toe’.”
Een kanttekening die nog niets aan actualiteit heeft ingeboet.’

Auteur: Anet Bleich
Bron: de Volkskrant

Boek: Levi’s eerste kerstfeest – jeugdverhalen over Jodenbekering, van auteur Ewoud Sanders, uitgeverij Vantilt, 29,50 euro

Categorie:

Home » Cultuur » Boeken » Levi’s eerste kerstfeest – recensie