Liever André Rieu – column Brigitte Wielheesen

Foto van Brigitte Wielheesen.

Vorige week repeteerde het JeugdOrkest Nederland het stuk Romeo en Julia van Tsjaikovski in Ede. De repetitie was open voor publiek met daarna een lunch. Dit bracht mij direct op het idee dit als een leuk uitje voor mijn moeder en haar medebewoners te organiseren. En dan moet u weten dat mijn moeder zegt ‘niets meer leuk te vinden’.

Mijn moeders voorgeschiedenis:

Mijn vader overleed op 3 september 2014. Vierenhalf jaar lang had hij kanker en de laatste tien dagen van zijn leven lag hij in het ziekenhuis, waar hij rustig in het bijzijn van de familie zijn laatste adem uitblies en zijn ogen voor eeuwig sloot. Mijn moeder had zich al die jaren voor tweehonderd procent op zijn verzorging en zijn herstel gestort. Haar hobby’s en haar sociale leven hadden plaats gemaakt voor een obsessieve aandacht voor de ziekte van non-Hodgkin. Ze liep alle congressen af en las alle medische vakliteratuur.

Het was pijnlijk te zien hoe mijn vader vocht van de ene chemo naar de ander. Maar de eens zo sterke man – hij was nooit ziek en klaagde nooit – veranderde steeds meer in een uitgemergeld lichaam dat nog net iedere dag een rondje in de buurt kon lopen. Iedereen zag de dood in zijn ogen, maar mijn vader was ervan overtuigd dat hij het zou overleven. Twee dagen voor zijn dood, toen zijn kleindochter Naomi hem een knuffel gaf en zei: “Opa, niet doodgaan”, gaf hij mij de alleszeggende blik met daarin het plotse besef dat hij binnenkort zou sterven.

Ik verwachtte dat mijn moeder, na de dood van mijn vader, haar leven weer zou oppakken. Het liep helaas anders. Mijn moeder werd angstig, kreeg waanideeën en kwam nog nauwelijks de deur uit. Het ging steeds slechter met haar. Uiteindelijk kwam er hulp, maar te laat. Het ziekteproces was niet meer terug te draaien en sinds een half jaar leeft ze in een open woongroep met zestien ouderen. Allen hebben dementie of een beginnende vorm daarvan.

Er wordt goed voor mama gezorgd en zo heel af en toe krijgt mijn moeder een beetje gevoel voor humor terug. Een opmerking als “Het was vrijdag, ik wachtte, maar Sjabbat kwam niet”, maakt mij dan aan het lachen. Zo ook het uitje naar de repetitie van het JeugdOrkest Nederland. Met negen bewoners, inclusief mijn moeder die absoluut niet mee wilde, en een medewerker van de woongroep reisden we met het busje naar de repetitie van het jeugdorkest. Op de voorste rij lagen papiertjes met ‘gereserveerd’. De ouderen werden als VIP’s behandeld.

U kunt zich voorstellen dat de meesten uit mijn gezelschap al vergeten waren dat het een repetitie betrof. Halverwege de repetitie stond dan ook een van mijn moeders huisgenotes op en zei net iets te hard: “Wat is dit slecht, ik heb betere versies gehoord”, en verliet de zaal. De dirigent keek verbaasd om. Zijn ogen gingen langs de personen op de eerste rij. Hij begreep het en ging verder. Mijn moeder zat naast me en aan haar gezicht kon ik zien dat ze genoot. Gefascineerd en met een trotse blik keek ze naar de jonge violistes. In haar verbeelding zag ze haar kleindochter Naomi zitten, die in haar kindertijd ook viool speelde.

Bij terugkomst van het uitje bleek dat alle bewoners genoten hadden. Elisabeth, de vrouw die tijdens de voorstelling was weg gelopen, kwam naar ons toe en gaf me een dikke knuffel. Zij is de tegenhanger van mijn moeder en voor de dooie dood niet bang. Als achtjarig kind stuurden haar ouders haar vanuit nazi-Duitsland naar Nederland, ze werkte na de oorlog als mannequin en bij het Heineken-concern. Ze is altijd positief en wat ze in haar kop heeft, heeft ze niet in haar gat. Ze pakte mijn moeders hand vast en schudde die op en neer. “Volgende keer gaan we samen naar Andre Rieu.” Ze keerde zich naar mij: “Brigitte, wanneer speelt Andre Rieu?” “Morgenavond in Tel Aviv,” antwoordde ik. “Geweldig! We gaan naar Tel Aviv!” riep ze uit. Elisabeth snelde zich naar de manager van de woongroep. Niet veel later kwam ze terug met pen en papier, met daarop de woorden ‘tickets’ en ‘hotel’. In mijn hoofd speelde direct de film af van de twee dementerende dames op weg naar Tel Aviv. Ik zag de voorpagina’s van de Israëlische kranten al voor me: Nederlandse Benidormbastards zorgen voor opschudding op weg naar concert André Rieu in Tel Aviv.

In mijn gedachten simuleerde mijn moeder tijdens de vlucht dat ze niet kon lopen en een hartaanval kreeg. Ze schreeuwde voortdurend Oi,Oi en Oi Ve, terwijl ze de alarmknop bleef indrukken. Elisabeth weigerde te zitten en gebruikte het gangpad als catwalk. En iedere keer als de bemanning haar vroeg te gaan zitten, zei ze steevast. “Ik heb voor Freddy Heineken gewerkt, dus pas maar op.” De krantenartikelen meldden: ‘De twee bejaarde dames werden bij aankomst op vliegveld Ben Gurion door de beveiliging vastgehouden en ondervraagd. Transavia heeft een klacht tegen ze ingediend. Ze misten hierdoor het concert van walskoning André Rieu.’

Die reis is er natuurlijk niet van gekomen, maar de dames hadden voor een kort moment een doel in hun leven waarop ze zich vol energie hebben gestort. En ik, ik word daar blij van.

Categorie:

Home » Columns en opinie » Liever André Rieu – column Brigitte Wielheesen