Mijn bezoek aan het ‘Bezettingsmuseum’ – column Natasha Gerson
Rondom de nieuwe vaste tentoonstelling van het Verzetsmuseum in Amsterdam was eind vorig jaar veel tumult. Het museum, bij monde van directeur Liesbeth van der Horst en oud-voorzitter Hans Blom, meende dat als iedereen eerst maar even zelf moesten gaan kijken, ze vast van mening zouden veranderen. Ik ging er daarom naartoe.
Helaas, mijn eerste reactie aan de hand van de verslagen en interviews, werd alleen maar versterkt. Het Verzetsmuseum zou beter omgedoopt kunnen worden tot Bezettingsmuseum, want dat is wat het nu is, en dan zou er niet zoveel mis mee zijn. Dan is de summiere hoeveelheid verzet in het geheel proportioneel.
De bezoeker wordt door de Bezetting geleid en wordt geconfronteerd met de moeilijke keuzes die mensen te maken hadden. Er zijn radioantennes, drukpersen en pamfletten, en er staat een schaduw met een helm op voor een deur. Van ontroerende vondsten als het krantje in braille hadden er veel meer mogen (en kunnen) zijn – in plaats van de grote hoeveelheid nazi-rommel zoals speldjes en vaandels.
Verzetsman Johannes Post was oververmoeid en gebruikte drugs ‘omdat hij zoveel moest vergaderen’. Nee echt; daar wordt het héle verzet en Jodenhulp in Noord- en Oost-Nederland toe gereduceerd. Voor de criticasters die zich opwonden over het vermeende wokey-wokey-gehalte: Boy Ecuri en Anton de Kom komen er even bekaaid af. Zeer weinig tot niets over die kampen waar zoveel verzet heen werd gestuurd. En al helemaal niet wat oud-verzetslieden die het overleefden na de oorlog zoal deden. Het lijkt wel alsof iedereen is doodgeschoten in de duinen.
Om een of andere reden is het Verzetsmuseum verknocht aan het verhaal van Galinka Ehrenfest; ze brachten dat al eerder. Benno Samel was hoofd van de SD in Den Bosch. Halverwege 1943 begon de Jodenvervolging hem tegen te staan. Soms schrapte hij desgevraagd wat Joden van de deportatielijst. Ook hielp hij de zwangere Galinka, wier man al naar Sobibor was gedeporteerd, haar vrijheid terug te krijgen. Hij onthield haar adres en schreef haar na de oorlog. Jarenlang onderhielden ze een correspondentie, terwijl hij onder een schuilnaam in Duitsland leefde.
Deze geschiedenis heeft weliswaar alles met de bezetting te maken, maar nou nét niets met verzet. Was wat hij deed ‘verzet’? Nee. Liep hij gevaar? Nee. En om op zijn positie te komen moet hij een laag (vroeg) partijnummer hebben gehad, lid zijn geweest van de SA en dus hoogstwaarschijnlijk participant zijn geweest in de Kristallnacht. Er is een zeer betrouwbare getuigenis die hem aanwijst als mededader van het fusilleren van vijf prominente gijzelaars uit Beekvliet in Sint Michielsgestel in de bossen van Goirle, in augustus 1942. Gijzelaars, waaronder verzetslieden, die overigens niet aan bod komen in het museum. Hij had voor zijn ‘werk’ in Nederland, inclusief al die andere deportaties naar de dood, natuurlijk gewoon terecht moeten staan. En zijn portret hoort dus niet in het Verzetsmuseum.
Blom maant de mensen wat badinerend om toch eens onderscheid te maken tussen collectieve herinnering en historisch bewustzijn. Daarbij maakt hij historisch bewustzijn synoniem met waardevrije wetenschap. Hij schrijft goedkeurend dat het museum ‘niet oordeelt’, want ‘waarom zou het eigenlijk?’ Maar begint verzet niet altijd met een overtuiging, een mening, een oordeel? Dus een museum daarover niet?
Waar komen toch die reflexen en angsten vandaan, vraagt Blom zich vanuit zijn ivoren toren af bij de reacties op de veranderingen in het Verzetsmuseum. Hij borduurt voort op een dingetje van hem van vijftien jaar geleden. Toen vermoedde hij een ongewenst nationalistisch reveille in een vermeende opleving van heldenverering, vanwege de crisis en dergelijke. Daarom moest er vooral worden door-genivelleerd.
Voor Blom is 2008 en zijn observatie van toen vast nog lekker actueel, maar destijds speelden andere issues. Ondertussen is weer een hele generatie opgegroeid en is er heel veel gebeurd. Huidig directeur Van der Horst heeft blijkbaar gemist dat ver buiten haar bubbel, puur neonazisme in allerlei vermommingen weer in opmars is; een valkuil voor niet alleen jongeren. En dat duidelijke morele scheidslijnen in deze onontbeerlijk zijn voor de bestrijding daarvan. Haar museum biedt daar momenteel weinig handvaten voor.
Lees ook:
Museum van Foutheden – column Natasha Gerson
‘Dit is zo’n column waar je wel tien openingszinnen voor hebt. Bijvoorbeeld: ‘Het waren wél helden’ – en dan de column verder wijden aan die lekkere dwarse verzetsknorrepot die je nog gekend hebt in diens nadagen en wat die gevonden had. Of: ‘Wie jongeren wil bereiken, moet duidelijker zijn’ – en dan je kind iets laten sneren. Deze hele column zou uit dergelijke openingszinnen kunnen bestaan. Het Verzetsmuseum in Amsterdam heeft een transformatie ondergaan en is grondig genivelleerd: ook daders komen nu aan bod…’
Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.
Waardeert u dit artikel?
Doneer hier dan een klein bedrag. Jonet.nl is een journalistiek platform dat zonder giften niet kan bestaan. Wij danken u bij voorbaat.
Wil je meer informatie of een hoger bedrag doneren? Ga naar jonet.nl/doneren