‘Nationaal Archief is niet de juiste plek voor beladen documenten Sjoa’ – gastcolumn

wiki

Het heeft zich in het verborgene afgespeeld, de overdracht door het Rode Kruis van de Joodsche Raadcartotheek aan het Nationaal Archief. De overdracht verdient echter alle aandacht, want sinds de overdracht heeft de staat formeel zeggenschap over de tijdens de Duitse bezetting tot stand gekomen cartotheek. De vraag is of het Nationaal Archief de juiste plek is waar de beladen gegevens opgeslagen moeten worden, zeker als instanties als Herinneringscentrum Kamp Westerbork en het Joods Historisch Museum op termijn hun digitale kopieën van de Joodsche Raadcartotheek zouden moeten inleveren.

De herinnering aan de Sjoa in Nederland moet zijn gebaseerd op authentieke gegevens, zodat we antwoord kunnen blijven geven op bijna alle vragen over de slachtoffers. We moeten de juiste namen en geboortedata kennen van de meer dan 100.000 vermoorde Nederlandse Joden, weten waar ze woonden, wat hun beroepen waren, hoe hun familiesamenstelling was, hoe en wanneer ze naar de vernietigingskampen zijn gedeporteerd.

Veel van de bovengestelde vragen kunnen aan de hand van Joodsche Raadcartotheek worden beantwoord. Op de circa 158.000 kaarten vinden we de persoonsgegevens van nagenoeg alle Nederlandse Joden uit de bezettingstijd. Het blijvend kunnen beantwoorden van deze vragen is een plicht van heel Nederland tegenover de nabestaanden. Onderzoek naar de grootste catastrofe in onze geschiedenis moet tot in de eeuwigheid openbaar toegankelijk zijn voor eenieder die daarnaar onderzoek wil doen. De standaard beperkingen voor onderzoekers bij het Nationaal Archief zijn daarmee in strijd.

Beperkingen
Een digitale kopie van de cartotheek was sinds 2005 bij het Herinneringscentrum Kamp Westerbork in te zien en op te vragen. Dat gold vanaf 2010 ook voor het Joods Historisch ­Museum. De cartotheek vormt een samenhangend systeem dat ten overvloede aantoont dat de Sjoa heeft plaatsgevonden en hoe de moord op de Joden was georganiseerd. Journalisten en wetenschappers maken er gebruik van voor onderzoeken en publicaties, en zullen dat in de toekomst hopelijk blijven doen. Voor nabestaanden heeft een kaartje met de gegevens van een vermoord familielid grote emotionele waarde.

Met de overdracht aan het Nationaal Archief dreigt de Joodsche Raadcartotheek in de praktijk veel minder makkelijk toegankelijk te worden voor onderzoekers, instituten, nabestaanden en andere belangstellenden. De overdracht en de mogelijk daaraan gekoppelde beperkingen voor Westerbork en het Joods Historisch Museum vormen een onaanvaardbare aanslag op het herinneringsproces in Nederland.

Drama op zich
In het kort is de Joodsche Raadcartotheek een drama op zich, ontstaan dankzij de op 13 februari 1941 op last van de Duitse bezetter opgerichte Joodsche Raad, waarvan het bestuur en alle medewerkers Joods waren. Vanaf oktober 1941 kreeg de Joodsche Raad van de bezetter landelijke zeggenschap over alle Nederlandse Joden en de organisatie werd vervolgens geraffineerd ingezet bij het uitvoeren van de Duitse, anti-Joodse maatregelen. Op 29 september 1943, ruim twee en een half jaar na de oprichting, werd de Joodsche Raad op last van de Duitse autoriteiten opgeheven, kort nadat de leiding naar Westerbork was gedeporteerd en Nederland nagenoeg ‘Judenrein’ was.

Wie eigenaar is van de Joodsche Raadcartotheek, is sinds 1945 onduidelijk geweest. De kast met kaarten werd in Amsterdam kort na de bevrijding aangetroffen door Sandor Baracs, een voormalige Joodse verzetsstrijder, werkzaam bij de Stichting Oorlogspleegkinderen.

In samenwerking met de gemeente Amsterdam en de plaatselijke afdeling van Volksherstel werd een informatiebureau ingericht, dat informatie over vermiste Joden verstrekte aan nabestaanden en officiële instanties, aan de hand van de gevonden cartotheek. Bovendien werden de persoonskaarten voorzien van extra informatie, zoals het nieuwe adres als de betrokkene had overleefd. Dit Amsterdamse informatiebureau stond los van het informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis, dat in Den Haag was gevestigd.

Eerste conflict
In 1947 ontstond al een eerste conflict tussen de gemeente Amsterdam en het Nederlandse Rode Kruis over de zeggenschap over de cartotheek. Het Informatiebureau van het Rode Kruis in Den Haag stelde zich op het standpunt dat de Joodsche Raadcartotheek onderdeel was van zijn informatiebestanden. De afdeling Amsterdam van het Rode Kruis was het eens met de gemeente Amsterdam en vond dat de cartotheek in de hoofdstad moest blijven. Uiteindelijk werd de cartotheek in 1949 vrij geruisloos overgebracht naar het Informatiebureau in Den Haag, waar het tot 2018 is gebleven. In 2018 is het gehele archief van het Informatiebureau door het Rode Kruis, net zo geruisloos, overgebracht naar het Nationaal Archief.

Het staat vast dat er nooit een officiële, juridische overdracht van eigendom heeft plaatsgevonden: niet in 1945 aan Sandor Baracs, niet van Baracs aan de afdeling Amsterdam van het Rode Kruis, maar ook niet in 1949 toen de cartotheek naar het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis werd overgebracht. Dat betekent dat de eigendomstitel tot op de dag van vandaag niet vaststaat. Voor een juridisch eigendomsrecht van het Informatie­bureau van het Rode Kruis of van het Nationaal Archief bestaat geen grond.

Beheer of eigendom?
Het is op z’n zachtst gezegd een gotspe als het Nederlandse Rode Kruis zich gedraagt als rechtsopvolger van de Joodse Raad en zich dienovereenkomstig voordoet als eigenaar van de Joodsche Raadcartotheek. Het Rode Kruis, dat dit erfgoed sinds 1949 beheert, kan hoogstens het beheer overdragen aan een andere partij, maar zeker niet het eigendom. De directie heeft in 2017 bij monde van toenmalig voorzitter Inge Brakman openlijk excuus aangeboden aan de Joodse gemeenschap in Nederland voor haar kwalijke rol tijdens en kort na de bezettingsjaren.

Die verontschuldigingen dreigen een excuus voor de bühne te worden nu het Rode Kruis tegen de wens van belangrijke instituties als Kamp Westerbork en het Joods Cultureel Kwartier (JCK) de cartotheek heeft overgedragen aan het Nationaal Archief, waardoor het kaartsysteem in de praktijk veel minder toegankelijk zal zijn voor vrij onderzoek en nabestaanden.

De informatie op de kaarten is van onschatbare waarde voor professionele organisaties als het JCK, Westerbork en het NIOD. Deze organisaties en niet het Nationaal Archief zijn de aangewezen instellingen om het menselijke drama in de herinnering aan de Sjoa duurzaam te waarborgen.

Auteurs: Raymund Schütz (rechtshistoricus, voormalig archivaris ­oorlogsarchief Rode Kruis) en Frits Barend (journalist, uitgever en Jonet-columnist).

Dit artikel verscheen eerder in Het Parool.

Lees ook:
Nationaal Archief en onderzoekers twisten om kaartenbak Joodsche Raad

Het Nationaal Archief heeft een conflict met onafhankelijke onderzoekers, het Joods Cultureel Kwartier (JCK) en Herinneringscentrum Kamp Westerbork over een bepaald deel van haar archief. Het draait om de toegang tot de kaartenbak van de Joodsche Raad.

Categorie: |

Home » Nieuws » ‘Nationaal Archief is niet de juiste plek voor beladen documenten Sjoa’ – gastcolumn