Plots overvallen – column Judith Zilversmit

Judith Zilversmit (M. De Groot)
Judith Zilversmit (M. De Groot)

Fietsend door het park werd ik de afgelopen week overvallen door een gevoel van weemoed. De bomen in het park waren door de herfst goud en geel gekleurd. Dat zag er wonderlijk mooi uit, en toch vloog het me aan. Alweer herfst. Alweer richting het einde van het jaar.

Natuurlijk – er is niets nieuws aan het verglijden van de tijd. In de Talmoed is er veelvuldig over geschreven, er zijn talloze liedjes over tijd gemaakt (mijn favoriet: (Sittin’ on) the dock of a Bay van Otis Redding). Maar op de fiets moest ik denken aan het begin van het gedicht – hoe toepasselijk – ‘Corona’  van Paul Celan: 

‘De herfst vreet zijn blad uit mijn hand: we zijn vrienden.

We kraken de tijd uit de noten en leren hem lopende tijd keert terug in de dop…’

Waarom zo geraakt door de herfstkleuren en het afscheid van de zomer? Ik vermoed dat corona – of preciezer: de almaar voortdurende strijd tegen het virus en alle ellende die daarbij hoort – het besef versterkt dat de dagen voorbij glippen. Omdat we niet zomaar meer kunnen doen wat we willen en in afwachting zijn van wat eens was.

Van lockdown gingen we naar herwonnen ruimte en op dit moment zijn we in een tussenfase beland waarin we met de rem erop het beste ervan maken. De mondkapjes zijn weer terug, al hangen ze bij velen half onder de kin. De restaurants, die na maanden van stilstand weer volop draaiden, moeten na acht uur in de avond vertrouwen op bezorgmaaltijden en theaters zijn naarstig op zoek naar het oude, vertrouwde publiek, dat de kat vooralsnog uit de boom kijkt.

Corona heeft geleid tot een benauwde en tegelijk intense sfeer, die het leven stroperig maakt en tevens dwingt tot creativiteit. Van spontane ontmoetingen en thuiswerken tot eindeloos speuren naar kunst op internet. Het leven laat zich niet sturen, en sinds het voorjaar van 2020 al helemaal niet. Intussen vliegt de tijd door, en worden de bomen straks kaal om in het voorjaar weer te ontkiemen tot groene, wuivende stadsgenoten.

In tijden van een pandemie is levenslust en veerkracht een belangrijke bondgenoot. Net als dichter Paul Celan blijven we op zoek naar contact en aanraking. Ook al weten we niet precies wanneer dat er weer helemaal zal zijn. In de tussentijd bieden zijn woorden enige troost.

Stehen
Des Wundenmals in der Luft.
Für-niemand-und-nichts-Stehn.
Unerkannt,
für dich
allein.
Mit allem, was darin Raum hat,
auch ohne
Sprache.

Lees ook:
‘Dutch woman’ herkent zichzelf niet – column Judith Zilversmit

Eindelijk is het Namenmonument geopend. De opening groeide uit tot een nationale gebeurtenis en heeft veel mensen geraakt; wie een bezoek brengt aan het monument, ziet grote groepen bezoekers langs de reeksen namen gaan, in stilte. De slachtoffers hebben – voor zover dat kan – hun plek in de stad terug, zodat ze herinnerd kunnen worden.  Het monument blijkt enorm veel zeggingskracht te hebben en is tegelijk intiem.

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Plots overvallen – column Judith Zilversmit