Van het eiland af: op naar ‘Statia’ – Saba’s Schatten – Judith Meijer

Sint Eustatius in de 18de eeuw (courtesy)

Judith Meijer vertrok afgelopen januari na ruim drie jaar als directeur van Joods Maatschappelijk Werk (JMW). Ze verruilde de koude, natte polder voor een post op het tropische Caraïbische eilandje Saba, waar ze momenteel de functie van directeur van Saba Health Care vervult. Voor Jonet.nl schrijft Meijer de serie ‘Saba’s schatten’ over het Joodse leven en verleden van het eiland, dat al honderden jaren met Nederland en ook het Jodendom verbonden is, maar ook over de andere ‘Bovenwinden’. Onlangs werd het eerste verhaal gepubliceerd. Vandaag het tweede deel. 

Door Judith Meijer

In mijn zoektocht naar de Joodse schatten van Saba heb ik al het nodige ontdekt en geleerd: er is veel bekend en bewaard gebleven van de Joodse gemeenschappen op Curaçao, maar veel minder is er bekend over de Joodse geschiedenis op de bovenwindse eilanden; Sint Eustatius, Sint Maarten en Saba. In dit tweede artikel schets ik een beeld van Sint Eustatius, dat deels gebaseerd is op ‘The Saba Islander’, een online historisch tijdschrift, geschreven door Will Johnson, internet en deels op mijn eerste bezoek aan Sint Eustatius, ofwel zoals men hier zegt ‘Statia’.

Eind mei bezocht ik Statia voor het eerst in het kader van een werkbezoek. Het eiland beschikt over een vergelijkbaar aanbod voor gezondheidzorg als Saba. Na ruim vier maanden uitsluitend online contact met onze zusterorganisaties, een gezondheidscentrum en een verpleeghuis, werd het tijd om mijn Statiaanse collega’s persoonlijk te leren kennen. Bovendien is nu 91 procent van de Sabaanse volwassen bevolking gevaccineerd en zijn vanaf 1 mei de regels versoepeld, waardoor er weer gereisd kan worden. Op Saba is het een gevleugelde uitspraak dat je toch zeker eens per vier maanden het eiland af moet, om ‘rock rage’ te voorkomen oftewel om mentaal gezond te blijven. Genoeg redenen dus voor een weekendje naar Statia. 

Vijftien minuten vliegen
Beide bovenwindse eilanden liggen ongeveer dertig kilometer van elkaar. Ik vloog twee keer over Sint-Maarten, dus dat betekent twee vluchten van vijftien minuten in een vliegtuig met zo’n twintig passagiers, omlijst met wachttijden op de vliegvelden. Op Statia werd ik warm ontvangen en uitgebreid rondgeleid, zowel binnen het verpleeghuis en het gezondheidscentrum, als op het eiland. Het is een mooi eiland, met weinig toerisme maar met een rijke historie, waarvan de resten vooral te vinden zijn in Oranjestad.

Ik verbleef er in een hotel aan zee, zoals je van een Caraïbisch eiland mag verwachten. Voor iemand die op Saba woont, is dat wel een bijzonderheid. Wij hebben namelijk geen hotels of huizen aan zee. Op Sint Eustatius, dat anderhalf maal groter is dan Saba, leven ruim drieduizend mensen in om en nabij tien woonplaatsen. De rijke geschiedenis komt door de natuurlijke ligging van het eiland. Het wordt al eeuwen gebruikt als doorvoerhaven. Tegenwoordig gaat het vooral om de doorvoer van olie en vroeger ging het om tot slaaf gemaakten en specerijen als koffie en cacao.

Op Statia zijn nog veel resten uit die tijd te vinden, waaronder ruïnes van de pakhuizen, het Fort Oranje, een synagoge en een Joodse begraafplaats. Voor Jonet.nl ga ik op zoek naar Joods leven op de eilanden, maar helaas is dat er niet meer. In vroeger tijden heeft hier wel een florerende Joodse gemeenschap geleefd. Los van dat die nu verdwenen is, is hier wel veel historisch erfgoed te vinden. Voordat ik verder inga op het Joodse verhaal, is hier eerst even een korte geschiedenis van Sint Eustatius.

De Joodse begraafplaats van Sint Eustatius (foto: J. Meijer)

Zoetwaterprobleem
De Nederlanders namen Sint Eustatius in 1636 in bezit, dat destijds onbewoond was. Zeven jaar ervoor waren de Fransen er ook eventjes, maar omdat er geen natuurlijke zoetwaterbronnen op het eiland waren, vertrokken ze weer. De Nederlanders losten het zoetwaterprobleem op door bakken aan te leggen om regenwater in op te vangen en maakten Statia tot het meest winstgevende deel van de West-Indische Compagnie (WIC). In de hoogtijdagen woonden er meer dan 10.000 mensen op het eiland en in het jaar 1779 kwamen in totaal meer dan drieduizend schepen aan, evenveel als in Amsterdam.

In deze periode vestigden zich Joden zich op Sint Eustatius en stichtten een gemeenschap. De eerste Joodse kolonisten waren Spaanse en Portugese Joden. Zij kwamen al halverwege de zeventiende eeuw mee met de schepen van de WIC, waaronder een zekere David Seraiva. Ook de decennia erop bleven Joodse reizigers het eiland bezoeken en besloten Joden om zich hier te vestigen. Omdat ze dezelfde rechten kregen toegekend als anderen – los van de tot slaaf gemaakten, die helaas geen rechten hadden. De Joden profiteerden vooral van de vrijheid van godsdienst. Onder meer vanwege de groeiende welvaart op Statia groeide de Joodse gemeenschap in deachttiende eeuw sterk.

De oorlog & ‘the first salute’
Het eiland, wat indertijd dus een Nederlandse kolonie was, werd plotseling bekend nadat de Verenigde Staten zich op 4 juli 1776 onafhankelijk hadden verklaard van hun Britse kolonisators. De Nederlanders waren de grootste handelsconcurrent van de Britten en waren daarom op hand van de Amerikanen. Nederland leverde onder meer via Sint Eustatius wapens aan Amerika en ook de Joodse gemeenschap van het eiland, toen zo’n 350 mensen groot, voorzag de Amerikaanse kolonisten van voedsel en munitie.

Op 16 november 1776 kwam het Amerikaanse marineschip de USS Andrew Doria Gallows Bay binnengezeild. Het voer de nieuwe vlag van de onafhankelijke republiek, de Grand Union Flag, en vuurde dertien saluutschoten af. Gouverneur Johannes de Graaf gaf vervolgens opdracht de groet te beantwoorden met elf saluutschoten vanaf Fort Oranje. Het lijkt wellicht niet heel bijzonder, maar dat was het toen wel, want het was de eerste keer dat een buitenlandse mogendheid de vlag van de VS eerde met een saluut. De Amerikanen beschouwden dit als een erkenning van hun onafhankelijkheid – officieel heeft Frankrijk de VS als eerste erkend en daarna Nederland [Zie ook het boek ‘The First Salute’, JM].

Maar de hulp vanaf het eiland kreeg nog een staartje. De Britten waren woedend over de rol van Statia en stuurden er een grote vloot naartoe om het met de grond gelijk te maken. Toen de Britse admiraal George Rodney met generaal John Vaughan op 3 februari 1781 Sint Eustatius overnam, beval hij de gevangenneming van alle meerderjarige Joodse mannen. Zeker 101 van hen meldden zich: zij werden beroofd en mishandeld. Zelfs hun kleding werd uit elkaar gehaald om te zien of er geen geld of goud in de voering verborgen zat. De Britten deporteerden dertig Joodse mannen naar het buureiland Saint Kitts en enkelen naar het verder weg gelegen Antigua. Hun families waren verwoest en bleven achter zonder informatie. Volgens de overlevering zou het gedrag van Rodney zijn ingegeven door antisemitisme.

Veel van de gedeporteerde Joden keerden in de jaren erop terug naar Sint Eustatius en in 1790 bestond de Joodse gemeenschap uit 190 personen. In dat jaar betaalde de gemeenschap meer dan duizend peso’s, onder meer aan salarissen voor de chazan, voor het onderhoud van de synagoge en voor sociale fondsen voor de armen. De Joden kwamen de slag van Rodney echter niet te boven en vanaf 1795 nam dit volksdeel aanzienlijk af. Velen emigreerden naar Sint Thomas, ‘Deens West-Indië’. Daar werd een nieuwe Joodse gemeenschap gesticht.

Honen Dalim
Vlakbij Fort Oranje vind je de restanten van de synagoge. Er was mij al veel over deze plek verteld, dus was ik nieuwsgierig geworden en bezocht ik deze plek direct op de eerste dag. Eerst weer een stukje geschiedenis. Zodra de Joden gelijke rechten hadden, stichtten ze in 1730 een huissynagoge met de naam Honen Dalim – ‘liefdadig aan de behoeftige’. Verderop, recht tegenover het tegenwoordige gezondheidscentrum, werd een eigen begraafplaats gecreëerd ; de oudste inscriptie dateert uit 1742. Zeven jaar na de stichting van Honen Dalim werd begonnen met de bouw van een nieuwe sjoel, gelegen aan het huidige Synagogepad, met giften uit Curaçao en Nederland. De bouwstenen kwamen ook uit Nederland. Het gebouw zou bijna honderd jaar door de gemeenschap worden gebruikt. Het is tevens de op twee na oudste synagoge van het Westelijk Halfrond, na die van Curaçao en Suriname.

De bovenwindse eilanden worden geregeld getroffen door orkanen en die spaarden ook deze sjoel niet. De grote orkaan van 31 augustus 1772 vernielde de synagoge, waardoor de Joodse gemeenschap die vanaf de grond moest herbouwen. Na een orkaan in 1792 werd het dak van de sjoel niet meer gedicht. Er was gewoonweg geen geld meer voor. De Joodse bevolking van het eiland was na de plundering van admiraal Rodney immers ook gedecimeerd. Vermoedelijk is de sjoel sindsdien niet meer gebruikt. De synagoge is in 2001 nog wel gerestaureerd, maar dan zonder dak. Verder zijn later nog de overblijfselen van een mikwe ontdekt, volgens zeggen de oudste in Amerika.

De ruïnes van Honen Dalim (1738), sjoel op Sint Eustatius (foto: J. Meijer)

Ik vond het bijzonder om de restanten van de synagoge te mogen bezoeken en iets te proeven van het leven uit die tijd. Zowel het mikwe als de synagoge zijn nog in redelijke staat. De overblijfselen zijn zeker geen ruïne. Je ziet dat het met zorg is gerestaureerd, maar omdat het geen dak heeft, voelt het ook niet als een gebouw. Saillant detail: de vlakbij gelegen Nederlands Hervormde kerk, ook gebouwd in de achttiende  eeuw, is op eenzelfde manier gerestaureerd. En ook daarvan ontbreekt het dak.

De gemeenschap en haar relaties
Bijzonder aan dit huis van samenkomst is dat het door zowel de Sefardische als Asjkenazische Joden werd gebruikt. Die laatste groep kwam vanaf 1730 vanuit Oost-Europa naar Statia en later reisden er ook zo’n honderd Asjkenazische gezinnen uit Noord-Amerika naar het eiland. Ze gingen vooral in de overzeese handel. De sefardiem en asjkenaziem mengden nauwelijks met elkaar, en de groepen handhaafden hun eigen taal; het Ladino, en het Jiddisj.

Volgens de overlevering waren er binnen de gemeenschap geregeld meningsverschillen tussen de Sefardische als Asjkenazische Joden, die soms letterlijk werden uitgevochten en het zittend gezag moest soms tussen beide komen. In 1760 werd commandant Jan de Windt gevraagd om te bemiddelen. Hij bouwde een goede relatie met de Joden op, die later meebetaalden aan zijn graf op de Nederlands Hervormde begraafplaats. In deze periode was Samuel Hoheb een opmerkelijke leider van de gemeenschap. Joods Sint-Eustatius droeg financieel bij aan de gemeenschap in Ottomaans Palestina en andere Joodse gemeenschappen in de wereld. Uit die tijd stammen onder meer de namen van rabbijn Yehezkel (1775) en de enige chazan Jacob Robles (overleden in 1790).

Verval
Eind achttiende eeuw ging het economisch achteruit en vertrokken een hoop mensen van het eiland, waaronder veel Joden. De deportatie van de Joodse mannen had geleid tot een breuk in het vertrouwen in een goede toekomst op Statia. Veel Joden geloofden er niet langer in dat ze op het eiland gelijkwaardig zouden kunnen leven naast niet-Joden en mogelijk was dat een extra motief om weg te gaan. In 1846 stierf de laatste Joodse inwoner van Statia. Het ging om Ana Vieira de Molina (of: de Medina), een uit Suriname afkomstige weduwe. Hoewel er vandaag de dag geen Joden meer zijn, tref je er nog steeds namen als Henriquez, Suarez, Lindo, Maduro, Erasmus, Zimmerman en Simmons. Deze kennen hun oorsprong uit de periode van na de slavernij.

Hoe ging het verder met Statia? Na de gewelddadige inname door de Britten volgden afwisselend Franse, Nederlandse en Engelse bezettingen. Door de vele oorlogen en het wisselen van bestuurders stortte de economie van het eiland volledig in. Na de val van Napoleon in 1816 kreeg Nederland de voormalige koloniën in het Caribisch gebied van Groot-Brittannië terug, inclusief Statia. Sindsdien is het Nederlands grondgebied. Tegenwoordig zijn de olieopslag en het toerisme de belangrijkste bedrijfstak en inkomstenbron voor het eiland.

(wikipedia)

Hoe verder?
Sint Eustatius is een eiland met een rijke geschiedenis, dat onverwacht goed bewaard is gebleven. Ik verwacht dat hier gaandeweg nog wel meer ontdekt zal worden. Tijdens mijn bezoek kwam bijvoorbeeld in het nieuws dat er een begraafplaats van tot slaaf gemaakten uit de achttiende eeuw was gevonden. Dit biedt nieuw inzicht in hun leefomstandigheden in de Caraïben, net zoals het Joodse erfgoed een beeld geeft van hoe het leven van Joden in dit gebied moet zijn geweest. Als je hier rondloopt en de verhalen leest, dan krijg je een uniek inkijkje in de geschiedenis van dit gebied. Statia heeft een heel andere geschiedenis dan Saba en dat toont zich als je beide eilanden beter leert kennen. Op mijn terugreis deed ik nog een dagje Sint-Maarten aan. In mijn volgende artikel hoop ik wat meer te vertellen over de Joodse sporen op dat bijzondere bovenwindse eiland.

Lees ook:
Zijn hier wel Joden? – Saba’s Schatten – Judith Meijer

‘Na een geheel online afscheid van JMW – wegens corona geen receptie – vloog ik op 11 januari dit jaar van Amsterdam naar Saba om daar, na een quarantaine van tien dagen, te beginnen aan mijn nieuwe baan als directeur van Saba Health Care. Na ruim drie mooie jaren bij JMW had ik er voor gekozen te kijken wat ik kan bijdragen aan een gemeenschap buiten Nederland. De zorg is hier basaal…’

Categorie: | |

Home » Nieuws » Van het eiland af: op naar ‘Statia’ – Saba’s Schatten – Judith Meijer