Voorzitter Joodse gemeente Buynaksk, Dagestan, vermoord

twitter

In Dagestan is Izgiyahu Pashayev, de voorzitter van de Joodse gemeente van Buynaksk vermoord. De 66-jarige Pashayev werd vermoord door de broer van een vrouw aan wie hij onderdak had aangeboden nadat ze dakloos was geworden, melden Russische media. De verdachte is inmiddels in hechtenis. De moord op de Joodse leider betekent een ramp voor de Joodse gemeenschap in Bynaksk, die nog maar uit een kleine zeven families bestaat op een totaal van een paar honderd Joden in Dagastan.

De burgemeester van Buynaksk, Islamuin Nurgaev, schreef op Instagram: ‘Veel inwoners kenden hem, zowel oud als jong. Ze spreken allen positief over hem. Hij is een persoon die nooit kwaad deed en is nu slachtoffer is geworden’. Burgemeester Nurgaev verklaarde dat de dood een verlies was voor de stad en de lokale Joodse gemeenschap.

Jihadisten
Halverwege de jaren zeventig woonden ruim dertigduizend Joden in Dagestan in het Kaukasusgebergte. De Joodse gemeenschap komt oorspronkelijk uit Iran en worden ook wel ‘bergjoden’ genoemd. In de jaren negentig na het uiteenvallen van de Sovjetunie en de opkomst van nationalisme in de regio, verlieten veel bergjoden voorgoed hun woonplaats in de Kaukasus en verhuisden naar Moskou of Israël. De bergjoden hadden door de eeuwen heen veel te lijden van lokale criminele bendes. Daarbovenop, door de opkomst van het jihadisme, kreeg de gemeenschap ook te maken met kidnappings door gewelddadige moslims die losgeld eisten van Israël en de internationale Joodse gemeenschap.

‘De laatste Jood zal waarschijnlijk volgend jaar onze stad verlaten’ rabbijn Daniil Kazakov van Buinaksk

Volgens de Russische volkstellingen woonden er in 2010 nog maar 762 Joden in Dagastan. In 1997 schreef rabbijn Daniil Kazakov van Buinaksk: ‘De laatste Jood zal waarschijnlijk volgend jaar onze stad verlaten’. Kazakov, de derde generatie Buinaksk-rabbijnen immigreerde zelf een jaar later naar Israël, waarna er in Dagestan nog maar één overgebleven rabbijn was. Rabbi Ovadia Isakov een afgezant van Chabad-Lubavitch, werd in juli 2013 in Derbent door moslimterroristen neergeschoten en ernstig gewond.

Na de bolsjewistische revolutie van 1917 werd Dagestan uitgeroepen tot een autonome republiek binnen Sovjet-Rusland, een status die de inheemse volkeren van de Kaukasus speciale privileges verleende, maar die vaak leidde tot discriminatie van duizenden Joden op grond van hun niet-lokale afkomst. Dagestan, dat geen aanzienlijke natuurlijke hulpbronnen heeft, worstelt met de erfenis om een ​​van de armste regio’s van Rusland te zijn. Bijna zestig procent van de bevolking van Dagestan woont in verspreide dorpen, waarvan er vele zich in de bergachtige gebieden bevinden die extreem geïsoleerd zijn, vooral in de winter. Bijna 95 procent van de Dagestaanse bevolking is moslim.

Bergjoden
De bergjoden raakten vanaf de vijfde eeuw gevestigd in het oude Perzië. Verondersteld wordt dat ze Perzië vanuit het oude Israël bereikten in de achtste eeuw voor Christus. Ze migreerden verder naar het oosten en noorden en vestigden zich in de bergachtige gebieden van de Kaukasus. Ze overleefden meerdere historische veranderingen omdat ze in afgelegen bergachtig gebied woonden. Ze stonden bekend als bekwame ruiters en strijders.

Aan het begin van de 17de eeuw woonden de bergjoden in veel kleine vestigingen in de valleien van Dagestan. Een vallei tien kilometer ten zuiden van Derbent dicht bij de kust van de Kaspische zee was voornamelijk bevolkt door bergjoden. Naburige moslims noemden dit de ‘Joodse vallei’. Geleidelijk werd dit een semi-onafhankelijke Joodse staat, met als politiek en religieus centrum de grootste vestiging Aba-Sava (1630-1800). De vallei floreerde tot het eind van de 18de eeuw toen de dorpen werden vernield in de oorlog tussen Sheikh-Ali-Khan, die loyaal was aan het Russische keizerrijk, en Surkhai-Khan, de heerser van Kumukh. Veel bergjoden werden afgeslacht en overlevenden vluchtten naar Derbent, waar ze bescherming genoten van Fatali Khan, de heerser van het Quba kanaat.

Van landbouwer naar stedeling
In de 18de en 19de eeuw vond een hervestiging plaats vanuit de hooglanden naar de lagere gebieden langs de kust maar ze behielden hun benaming. In de dorpen in de bergen woonden ze in aparte wijken. In het laagland gingen ze ook bij elkaar wonen, maar hun woningen waren gelijksoortig als die van hun buren. Wel bleven ze de kleding van hooglanders dragen. Ze bleven zich aan hun voedingsregels en familieleven houden. Terwijl elders in het Russische rijk Joden geen land mochten bezitten (behalve in Siberië en Centraal-Azië) bezaten de bergjoden aan het eind van de 19de eeuw land en waren landbouwer. Ze verbouwden vooral graan en rijst. Ook teelden ze zijderupsen, tabak en druiven. In tegenstelling tot andere bevolkingsgroepen hielden ze weinig dieren. Na land- en tuinbouw kwam leerlooien op de derde plaats.

Aan het eind van de 19de eeuw was zes procent van de bergjoden betrokken bij de productie en handel in leer. Dit vond vooral plaats in dorpen en steden. In de loop van de jaren dertig van de 20ste eeuw ontstond een groep intelligentsia. Rond 1970 bevonden zich onder de bergjoden academici zoals apothekers, dokters en ingenieurs.

Categorie: |

Home » Nieuws » Voorzitter Joodse gemeente Buynaksk, Dagestan, vermoord