‘Waarom gaat die neus niet plat?

IHM

Ik ben een beetje bang voor Tomer Pawlicki. In zijn column ‘Een vuistslag in your face’ van 18 mei (29 sivan) op Jonet.nl ontbloot hij een verrekt duister trekje. Zeker, spannend klinkt hij wel. Gevaarlijk misschien ook, maar bovenal naar voor zichzelf; hij kampt namelijk met een sluipende behoefte om anonieme voorbijgangers te rammen. Hard. Op de neus. ‘Een vuistslag in your face’. Hoe komt iemand daarbij?

En wat brengt het Pawlicki? Bij loslopende mensenmeppers is de wereld niet bepaald gebaat. Nu beschrijft hij het eigenlijk best aangenaam. Maar van prettige woorden gaat zijn vuist niet minder meppen. Toch is het niet zijn vrije vuist die me de meeste angst aanjaagt; ik ben bang voor zijn vrije woord. Want twee dagen later snap ik nog steeds niet wat hij hiermee bereiken wil.

Voelt deze Jonet-columnist zich zo onveilig in Nederland? Nou nee, hij is zo vrij als een vogel, niet angstig, geheel zichzelf. Sterker nog, hij verwijt de stamgenoten uit zijn pennevrucht juist dat het hen aan ‘dat onzichtbare vertrouwen in de maatschappij, ontbreekt.’ En dat is gevaarlijk. Uit zijn column:

Door die muren bedoeld als bescherming zullen zij zich steeds meer naar binnen keren, klonteren. Fysiek veilig, mentaal in gevaar. Elke dag. Zij verwachten dagelijks die vuistslagen in hun gezicht. En zoals ik zei, als dat vertrouwen weg is. Waarom dan niet zelf eens uithalen? Ik kan je een plek aanwijzen waar dat al gebeurt.

Het is niet eerlijk. Een column lang leef je als lezer met iemand mee, je reist door zijn hersenkronkels op zoek naar inzicht. Twee dagen later ben ik echter nog steeds op zoek. Pawlicki kan ‘een plek aanwijzen waar mensen elkaar lukraak de neus platmeppen’, maar… WAAROM DOET HIJ DAT DAN NIET?

Open eindjes in columns vind ik strontvervelend. Zeg waar het op staat. Toon ons die plek. Dat heb ik liever dan een vuistslag. Even bukken.

Iedereen heeft zo zijn reflexen, ik heb de mijne. Als ik zoiets lees, denk ik onmiddellijk: hij bedoelt Israël. Zet de woorden ‘muur’, ‘veilig’ en ‘uithalen’ in één zin en mijn oren gaan automatisch overeind.

Maar ja – waarom dan zo wantrouwig zijn? Ik loop niet standaard rond met het idee dat iedereen me wil slaan en zo ga ik met Israel ook niet graag om. Ik heb het niet op spastische reacties van extatische groupies noch obsessieve haters. Dus ik heb het gepeild – waar heeft deze man het over? ‘Vermoedelijk bedoelt hij Israël’, zei de een. ‘Waarschijnlijk’, zei de ander – ‘vilein’ gromde een derde.

Alleen – juist sinds die muur (die voor 96 procent bestaat uit hek) is Israël veel meer naar buiten gekeerd, niet naar binnen. Ik woon in Jeruzalem en ken hier niemand die zich werkelijk fysiek veilig voelt; was het maar waar! Want aandacht voor mentaal gevaar zou in dit land denk ik, zachtgezegd, geen kwaad kunnen.

Als die gebrekkige plaatsduiding aan het einde van Pawlicki’s column niet op Israël doelt – waarop dan wel? Met Joodse aangelegenheden heeft de auteur niet veel, zo schrijft hij. Behalve dan een column op Jonet.nl en een voorstelling over 4 mei. Het zou gek zijn als hij die juist die op de neus wil rammen. De rest van Nederland kan het ook niet wezen. Toch?

Wie geen vertrouwen heeft kan kiezen: uithalen, zwijgen of zich aansluiten bij de ander.

Bij lukrake klappen is de wereld niet gebaat, bij mooie woorden evenmin. Voor ware woorden ligt dat anders.

Ware woorden kunnen aankomen als een vuistslag. Niet fijn, wel behulpzaam. Wat niet leuk is om te horen, kan wel voorkomen dat rampscenario’s bewaarheid worden. Dat mensen niet figuurlijk maar letterlijk andermans neus platslaan bijvoorbeeld.

En dat is nou net de pest. Want wie heeft werkelijk het vertrouwen te zeggen wat hij denkt – onderbouwd en terzake?

Dat, dat vraag ik me nu dus al twee dagen af. Ik weet het, ik ben slechts een leek met mediterrane aanleg voor geduld. Maar ik ben wel in Nederland opgegroeid. De vrijheid om te zeggen wat je denkt is geen kleinigheid. Daarom treft dit me. Ik ben grootgebracht met een wantrouwen tegenover zwijgende mensen, niet tegenover sprekende.

Als ik zo vrij mag zijn, zou ik daarom een tip willen geven. Aan Tomer Pawlicki en iedereen met mepneigingen. Praat erover. Voel je vrij, het lost soms echt wat op.’

Tuvit Shlomi (Utrecht, 1980) is dichteres en NGO-medewerker. Ze woont in Israel, waar ze onder meer werkt voor het Begin Heritage Center. Haar Nederlandse debuutbundel ‘Avond Malen’ verscheen in 2013. Voor haar aliyah werkte Shlomi onder meer voor het CIDI en was ze onder andere voorzitter van Limmoed. Jonet interviewde haar over het boek.

Categorie:

Home » Columns en opinie » Gastcolumns en blogs » ‘Waarom gaat die neus niet plat?