‘Why?’, zou Ischa Meijer zeggen. ‘Amen’ van Marcel Möring, boekrecensie

De Bezige Bij

Er is veel vroeger. Steeds meer. En het gewicht van vroeger wordt steeds zwaarder.

Samuel (Sam) Hagenau is werkzaam als freelance archeoloog in het gebied rond voormalig doorgangskamp Westerbork, niet ver van het Hingsteveen. In dat Drentse natuurgebied wandelt Sam om ‘zijn hoofd leeg te maken’. Van zijn inmiddels ex-vrouw Joyce heeft hij een berichtje gekregen dat ze aanstaande zaterdag de laatste doos komt ophalen: ‘Het laatste, het definitieve’. Joyce is Sams grote liefde en zij heeft dus hun relatie verbroken. Ze is weggegaan: ‘Zomaar plotseling uit het niets […] Wat is er nou verkeerd gegaan?’ Zij was geen vrouw die veel over haar gevoelens wilde (of kon?) praten, dus blijft voor Sam de reden van haar vertrek nogal diffuus. Hij vervloekt zijn grote liefde om die geslotenheid: ‘Wat is er nou verkeerd gegaan?’

Al snel komt de lezer er achter dat Sam en zijn ex beiden een problematische achtergrond hebben: Hij groeide als Joods kind op in een door de oorlog gedecimeerd gezin, haar achtergrond is geworteld binnen een ontwricht gezin.

Op een wandeling In het Hingsteveen stuit Sam op een uitgebrande auto, waaronder een verkoold lijk ligt. Uiteraard confronteren de dode en het geblakerde wrak hem met zijn eigen existentie. Hij meldt de lugubere vondst bij de politie.

Op diezelfde wandeling ontmoet hij toevallig zijn jeugdvriendin Esther, die hij lange tijd niet heeft gezien. Hij raakt met haar in gesprek. Over vroeger. Want Esther is van vroeger.

Dan komt vanwege het lijk onder het autowrak de politie-agente Shannon Sital in beeld die, zoals dat binnen politionele kringen heet; ‘op de misdaad wordt gezet’. Door haar naam herinnert Sam zich een tragische gebeurtenis uit zijn jeugd, waarin op een vakantie in de Alpen zijn buurmeisje Shannon verdwijnt en nooit wordt teruggevonden. Wat Sam zich van haar herinnert hoe oud ze was […] ‘heb een vaag idee van haar postuur, bezwete blonde piekharen. Maar geen gezicht. Geen stem’.

Mooi is de scène als Shannon haar onderzoek begint en Sam op zijn buik ligt – een typerende werkhouding van een archeoloog. Sam: ‘Zij borstelt de contouren van de schedel schoon terwijl ik op mijn buik lig en de droge aarde ruik, of mijn beslissing om archeoloog te worden is genomen uit een onbewust maar diep gevoeld verlangen naar het afwezige, dat wat er niet is en pas zichtbaar wordt als het gemis wordt gevoeld, als je er naar begint te graven. En wat dat betekent’.

In de roman duiken drie voormalige RAF-terroristen op die de collectieve Duitse schuld (de christelijke erfzonde) willen uitwissen. Het drietal houdt zich al jaren verborgen in het tamelijk dunbevolkte noorden van het land. Het verkoolde lijk onder de uitgebrande auto blijkt één van hen te zijn.

Amen, de titel van de roman, is overigens de naam van een dorpje in de Drentse gemeente Aa en Hunze, niet ver van Westerbork. Maar het kan binnen de context van het verhaal ook slaan op het slotwoord van gebeden, waar amen (Hebreeuws Omijn) ‘Zo is het’ of ‘Het zij zo’ betekent. De naamsymboliek van het dorp Amen en de onomkeerbare situatie waarin Sam verkeert – zo is het – is evident.

Geen gemakkelijk begin
Möring maakt het de lezer al bij de introductie beslist niet gemakkelijk met zijn schrijftrant als hij begint met: ‘Dat er een begin is dat begint en een einde dat eindigt en dat het einde begint en het begin eindigt en dat het tij van de tijd aanspoelt en zich terugtrekt en het wrakhout achterlaat van wat er was kom zaterdag de laatste doos halen oké? En jij die zegt dat dat oké is, dat alles oké is, jij bent oké, ik ben oké, dat je weg bent is oké, dat ik het niet snap is oké, het is oké dat het einde hier begint of het begin hier eindigt, er is helemaal niets dat niet oké is, oké scheelt een boel gelul waar we niets mee opschieten, want er verandert nooit iets, tussen ons niet, de wereld niet, de geschiedenis niet, alles stroomt en je kunt er alleen maar naar kijken en denken alles stroomt’.

Dat is dus de inleiding van ‘Amen’. Het is weliswaar een prachtige constructie, maar het eist nogal wat van de lezer. Dus eerst even op adem komen, want op de volgende pagina dendert de monoloque interieur in volle vaart verder. Ook deze alinea beslaat een volle pagina. Godzijdank worden de regels allengs het verhaal vordert korter en daardoor wat makkelijker te behappen.

Aan een relatief nieuwe tendens die als een epidemie om zich heen grijpt in ons land, wenst ook Möring zich niet te onttrekken. Namelijk het volkomen overbodige, maar o zo modieuze, inzetten van Engelstalige woorden en uitdrukkingen, nadat aanvankelijk een oer-Nederlandse woordenschat aan herkenbare straattaal wordt uitgestort: […] ‘En wat je eigenlijk wilde zeggen en dat je dat niet deed: dat ze godverdomme op moeten houden met lijden: je hebt een kutjeugd gehad, ik heb een kutjeugd gehad, een kutjeugd is wat we gemeen hebben, jij, ik iedereen, they fuck you up, your mom, your dad, they may not mean to, but they do, it’s life Jim, but not as we know it, het leven is een kutjeugd, het leven is niet leuk, het is niets, niemand heeft beloofd dat het fijn zou zijn, dus take what you need and on your way and stop crying your heart out’. Why? Zou Ischa Meijer zeggen.

Gelukkig gebruikt Möring wel het woord kut en niet fucking, dat moet gezegd. Dan slaat verderop het Anglicisme toch weer toe: ‘My fucking middle name’.

Protagonist Sam is niet bij machte de schreeuwende leemte, het peilloos diepe gat, dat door het vertrek van Joyce is ontstaan te dichten. Haar leven met hem was zijn levensbestemming, wat rest zijn slechts overpeinzingen – die houden hem min of meer op de been. Gedachten vragen, nee eisen, verdere gedachten. Sam: ‘Een leegte is per definitie iets wat ontbreekt, iets wat er niet is, maar als er nooit iets geweest is, of er nooit iets zou kunnen zijn’ […]

Binnen de intellectuele gedachtewereld van Sam duiken af en toe strofen op van de uitzonderlijk platte tekst van het liedje ‘Dinge-dong’ waarmee de groep Teach-In het Eurovisie Songfestival in 1975 won: ‘Is het lang geleden, is het lang geleden’. Een vorm van absurdisme waar Möring zeer behendig in is. Wil hij hier mee duiden dat Sams denken in een simpel sinterklaasversje samen is te vatten?

Sams niet aflatende stroom herinneringen, bespiegelingen en alsmaar vragen over het ‘waarom toch heeft ze mij verlaten’, zijn op perfecte wijze verwoord. De auteur gaat helder – maar helaas vaak iets te uitgebreid – in op de verwarring in het hoofd van de van het anker geslagen Sam.

Kater
Toch blijft de lezer achter met een kater. Dat wil zeggen: De luciditeit van (de poging tot) Sams rationaliseren en diens scherpzinnige meestal vertwijfelde opmerkingen en repliek vergen veel van de lezer, hoewel deze zich al snel realiseert dat die ‘denktaal’ gewoon prachtig is en scherp ‘binnenkomt’. Zoals bijvoorbeeld de karakterisering van de uitdovende liefdesrelatie, toen Joyce steeds verder van Sam afdreef, onbereikbaar werd, en hij zich dat pertinent niet realiseerde, of wilde realiseren, bedenkt hij nu dat: ‘Mijn lichaam hunkerde naar haar, maar vond niets dan haar lichaam.’ Navrant is Joyce’s houding in het conflict, haar afkeer hiervan. Zij wil een meningsverschil oplossen door ‘een redelijk gesprek waarin een oplossing wordt gezocht’. Sam is onbereikbaar, wil de situatie niet bagatelliseren en zij spreekt al niet meer over een (liefdes)relatie, maar zegt dat dit geen relatie is: “Dat is een vergadering.” Geestig en pijnlijk, omdat zij het niet meer over een intermenselijke dialoog heeft, maar over een zakelijk onderhoud.

Veel lezers zullen geen weet hebben van de onvergeeflijke fout die destijds is gemaakt bij de officiële opening van herdenkingsplek Westerbork. In ‘Amen’ wordt dit door Sam Hagenau tijdens een wandeling met politieagente Shannon Sital bij dit voormalig doorgangskamp uit de doeken gedaan: “Weet je dat dit kamp twee keer geopend is? Ze waren de eerste keer vergeten overlevenden en nabestaanden uit te nodigen.”

Vervolgens klinkt in zijn woorden een persoonlijke irritatie van de auteur door als hij vervolgt met: “Verderop staat een symbolisch oor dat vrijheid moet verbeelden, maar dit is een plek waar vrijheid geen betekenis had. Waar vrijheid nu juist afwezig was. Dit soort herdenken is geen daad van inleving of compassie, maar een rituele bezwering: als we maar genoeg herdenken zal het misschien niet meer gebeuren. De vrijheid herdenken op een plek als deze is alsof je een schipbreuk herdenkt met een aquarium”. Schitterend sarcasme!

Zeker de moeite waard
Hoewel er zoals gezegd nogal wat van de lezer qua concentratie wordt gevraagd, is de literaire fictieroman ‘Amen’ zeker de moeite van het lezen waard omdat bijvoorbeeld af en toe een bespiegeling, een gedachte, een be- of veroordeling van Sam Hagenau als een bliksempje bij je naar binnenslaat, want o zo herkenbaar. Bijvoorbeeld: […] ‘dat ze ooit van mij hield, dat de liefde verdween, dat ik die niet vast kon houden, dat ik iets over het hoofd heb gezien […] Of dat ze misschien gewoon is opgehouden van mij te houden. Maar hoe kun je ophouden zomaar van iemand te houden?

Tja, hoe kun je ophouden met liefhebben van de persoon waar je ooit van hield? Menigeen heeft wel eens een dergelijke vraag aan zichzelf gesteld. Marcel Möring laat je evenals Sam Hagenau eenzaam achter met die eeuwige vraag.

Van fictieschrijver Marcel Möring verschenen vijftien boeken. Hij was enige tijd columnist voor Jonet.nl.

Titel: Amen
Auteur: Marcel Möring
Uitgeverij: De Bezige Bij
ISBN: 978 94 031 4790 1
Prijs: 22,99 euro

Categorie: |

Home » Nieuws » ‘Why?’, zou Ischa Meijer zeggen. ‘Amen’ van Marcel Möring, boekrecensie