Zoeken in het gemoed – column Judith Zilversmit

Judith Zilversmit (M. De Groot)
Judith Zilversmit (M. De Groot)

Het Joods Museum vroeg me onlangs mee te werken aan een video voor een expositie over symbolen. Het filmpje moest gaan over de Davidster – als symbool en sieraad. Of ik aan de kijker mijn persoonlijke perspectief kon laten zien? Waarom draag ik een Mageen Davied? Wat betekent het voor mij en hoe voelt het als je deze draagt? Hoe verhoudt de ster zich tot mijn Joodse identiteit en achtergrond?

Hoewel ik graag mee wilde werken aan het verzoek van het Joods Museum, ging de afspraak niet door. Zoals zo vaak: tijdgebrek. Ergens betrapte ik mezelf erop dat ik opgelucht was.  De vragen dwongen mij echter om verder na te denken. Het leek een simpele vraag (ik krijg wel vaker vragen over hoe ik mij tot het Jodendom verhoud). Dit keer leek het of ik heel precies moest weergeven hoe het zat. Al snel zat ik verder te zoeken in mijn gemoed. De vragen gingen ook niet meer weg. Ja, ik wil mijn Joodse identiteit tonen. Maar wat betekent voor mij de Joodse identiteit die ik (kennelijk) uit wil dragen? En vooral hoe geef je hier nu echt woorden aan? 

Terwijl het tasten in mijn hoofd voortging, zag ik ook op andere plekken dezelfde vragen voorbijkomen. In het NIW luidde onlangs de stelling: ‘Ik zet mijn Chanoeka trots voor het raam’. In het tijdschrift van het Joods Museum las ik een artikel waarin werd gesteld dat ‘Joods zijn’ ingewikkelder is geworden. Historicus David Wertheim stelt dat Joods zijn tot ver in de middeleeuwen vanzelfsprekend was. Pas recent in de geschiedenis is die vanzelfsprekendheid een kwestie geworden. Doordat Joods zijn door de groeiende vrijheid meer een keuze werd, en daarmee een zaak om over na te denken. Vervolgens kwamen de nazi’s die het Jodendom – letterlijk – een etiket opplakten. “Hitler heeft ons weer Joods gemaakt,” is niet voor niets een veelgehoorde uitspraak. Ook hier moesten Joden zich weer toe verhouden.

Ik raakte over dit onderwerp in gesprek met schrijver en dichter Judith Herzberg. Ze hielp mij bij een pot thee om onder woorden te brengen waarom ik mijn Mageen Davied draag, en soms ook niet. Het lijkt makkelijk: In de eerste plaats is de ketting van mijn overleden oma, en daarmee een waardevol bezit uit mijn familiegeschiedenis. Maar ik wil ook laten zien dat het Jodendom breder is dan het religieuze clichématige beeld dat vaak van Joden wordt neergezet. Bovendien is het belangrijk onszelf te laten zien als onderdeel van de samenleving.  

Dat roept meteen een nieuwe vraag op: Waarom draag ik de Mageen Davied dan niet altijd en laat ik het van mijn bui afhangen? Doe ik ‘m bijvoorbeeld wel of niet om, vraagt Judith mij, als ik naar een receptie van een katholieke bisschop ga die net is aangetreden? En draag ik de ster eigenlijk niet stiekem als een uitdagend signaal? Zo van: dit is wie ik ben! 

Judith haalt het boek Presentation of self in everyday life (1959) van Erving Goffman aan. De socioloog Goffman wijst erop dat de objecten die we dragen informatie over onszelf onthullen. Ze bepalen onze waarden en ons perspectief op de wereld. Deze objecten geven de drager ook iets terug. Ze zijn niet alleen dienend; ze hebben ook een emotionele en sociale bijbetekenis. Daarmee is de vraag gerechtvaardigd in hoeverre ik de Mageen Davied voor mezelf draag, of als een teken richting de buitenwereld.

Dat geldt volgens mij natuurlijk niet alleen voor het dragen van een Davidster, maar voor alles. Wat trek je aan, wanneer draag je make-up, en voor wie? Tegelijk zegt Judith tegen mij dat ‘dat sterretje wel een uitzonderlijk gepreciseerd iets is’. Met andere woorden: het is niet te vergelijken met een zwart of een blauw truitje.

Eerlijk gezegd kom ik er niet helemaal uit. De vraag wat de Davidster om mijn hals voor mij betekent, is voor mij duidelijk (het interne weten) maar het onverwoorde uitleggen blijkt een complexe tocht. Want ik wil meer uitdragen dan dat ik Joods ben. Ik wil ook uitdragen dat ik Amsterdammer ben, moeder, journalist, vriendin. 

Het is interessant, zegt Judith. Ze wijst me erop dat ik Judith heet (“alleen je naam al!”) en vraagt me waarom ik bijvoorbeeld mijn stem wil laten horen in deze column op deze plek. Misschien wel om af en toe dit soort overpeinzingen te delen. Wat betekent Joodse identiteit (hoe breng je het onder woorden)  en in welke mate is die aanwezig in het leven van alledag? 

Voor Judith Herzberg spreekt het joods zijn zo voor zichzelf dat ze er niet letterlijk over hoeft te schrijven. Misschien is het daarom wel zo moeilijk onder woorden te brengen, denk ik, als reactie op mijn gedachten. Het is er. Punt. Uit.

Aan het einde van het gesprek popt een nieuwe vraag op. Moet het begrip identiteit eigenlijk ook niet ontleed worden? Want wat bedoelen we daar eigenlijk mee? We besluiten dat voor een andere keer op de agenda te zetten.

Lees ook:
Blijf weg van goedkope vergelijkingen – column Judith Zilversmit

‘De Holocaust wordt tegenwoordig voortdurend op tafel gegooid. Ik doel daarmee niet op geschiedenis- of herdenkingsprogramma’s, maar over het feit dat de Holocaust blijkbaar een metafoor is geworden voor ‘een ongewenste situatie’. Tijdens corona-demonstraties droegen anti-vaxxers Jodensterren en concentratiekampkleding om hun onvrede kracht bij te zetten…’

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Zoeken in het gemoed – column Judith Zilversmit