Altijd blijven opbouwen – gastcolumn Michael Vis

Michael Vis (foto: M. Vis)

20 juni 2022. Olympiaplein. Amsterdam-Zuid.

Ik sta bij de onthulling van het gedenkteken van de grootste razzia van Nederland. De trams, de auto’s, de fietsers vervolgen hun weg. Een groep belangstellenden heeft zich verzameld: nazaten, familieleden, buurtbewoners en andere geïnteresseerden. Een jongen, ik schat hem rond de vijftien jaar, fietst langs. “Wat een kankerjodenbijeenkomst!” roept hij en fietst snel en lafjes door. Op 20 juni 1943 werden 5.500 Joodse Amsterdammers opgepakt door de nazi’s. De grootste groep Joden op één dag. Daaronder het echtpaar Jacques en Elisabeth Probstein-Vis.

Jom Hasjoa

Elisabeth Probstein-Vis, Tante Betsy, was de zuster van mijn overgrootvader Mourits Emanuel Vis. Jacques en Betsy werden via Westerbork naar Bergen-Belsen vervoerd. Jacques overleed in december 1944 in Bergen-Belsen. Vermoord. Betsy kwam in april 1945 vanuit Bergen-Belsen in een trein terecht. Ze stierf aan haar ontberingen en werd door mede-treingevangenen begraven in een massagraf langs de rails met zestien anderen op 18 april 1945. Het massagraf in Schipkau, in het oosten van Duitsland, ligt er nog steeds, onaangeroerd, maar ook ongemarkeerd. Niemand die zich erom bekommert. En nu, 18 april 2023, dezelfde datum die mede-treingevangenen die erbij waren als haar sterfdatum hebben genoteerd, sta ik hier, noem haar naam en vertel haar verhaal! Jom Hasjoa.

Concertgebouw

In een recent artikel van mijn oudoom Leonard Emanuel Vis lees ik het volgende:

‘In het Amsterdam van voor de oorlog nam “Zuid” een bijzondere plaats in. Het was de buurt waar het intellectuele leven van die tijd welig tierde. De musea waren er, het Concertgebouw stond er en er waren nieuwe scholen met nieuwe onderwijsmethodes. Voor een opkomende groep van gegoede middenstanders, zelfstandige ondernemers, universitaire leerkrachten en hogere ambtenaren was hier de buurt van hun keuze. Ook het religieuze leven paste zich aan: er verrezen kerken, synagogen, gebedshuizen van diverse pluimages – restaurants, cafés en bars bleven niet achter’. Tot zover mijn oudoom Leonard Emanuel Vis.

Altijd blijven opbouwen

Leonard was genoemd naar zijn grootvader, die ook Leonard Emanuel heette. Die eerste Leonard Emanuel Vis, mijn betovergrootvader, heeft in 1928 twee aankondigingsborden gedoneerd als bijdrage aan de bouw van de nieuwe sjoel in Amsterdam-Zuid aan het Jacob Obrechtplein. Tijdens de oorlog zijn deze borden met het gehele interieur uit de sjoel geroofd. Er hangen nu weer aankondigingsborden in de Obrechtsjoel. Die heeft mijn overgrootvader Mourits Emanuel Vis na de oorlog gedoneerd, zoals zijn vader het had gedaan in 1928. Altijd blijven opbouwen.

Het laatste transport

Op het laatste transport vanuit Westerbork naar Theresienstadt, op 4 september 1944, zit Willem Arthur Mendes da Costa, secretaris van de Portugees-Israëlietische Gemeente. Da Costa overleefde de oorlog niet.

Op 1 maart 1944 is Da Costa nog in Amsterdam en voor even in de Asjkenazische Grote, Nieuwe/Neie en Derde/Dritt synagogen. De gebouwen aan de andere kant van het Jonas Daniel Meijerplein, nu onderdeel van het Joods Museum. Da Costa ziet dat alle lichtornamenten, banken en betimmeringen dan al zijn weggenomen. Geroofd. Op het moment dat Da Costa er is, is men bezig de Aron Hakodesj en de Biema af te breken. In een bewaard gebleven brief zegt Da Costa dat de gebouwen er ‘deerlijk gehavend’ uitzien. Hij spreekt in zijn brief van een ‘tragische aanblik’.

Het is 1 maart 1944. De Hongerwinter moest nog komen. Geen kerkbank is daarentegen aangeraakt. Niemand die zich erom bekommert: om de langsfietsende ‘kankerjodenbijeenkomst’ roeper; om de roof van de sjoel-interieurs;  om de leegte in de Obrechtsjoel die ik nog aantref als ik er kom om te davvenen. 

Bruut vermoord

We worden omringd door woningen waar ooit bewoners, Amsterdammers, woonden die wegens hun Jood-zijn bruut vermoord zijn. Het doet wat met me, al verbleekt dat met de gevoelens van de rest die weerkeerde, overlevenden, die na de oorlog hun leven in dezelfde stad hebben opgepakt. Een buurt waar de leegte na de oorlog nooit is opgevuld. Waar het leed nooit is weggenomen. Levend met een onterecht maar permanent gevoel van schuld, niet te kunnen herstellen dat wat er ooit is geweest.

Vrijheid

Ik ben sinds een jaar verkozen volksvertegenwoordiger in datzelfde stadsdeel, waar mijn opa opgroeide, waar mijn oudoom het artikel over schreef, waar hun tante Betsy en tienduizenden anderen onschuldigen weggerukt zijn uit hun doodgewone levens. Amsterdam-Zuid. Volksvertegenwoordiger. Eigenlijk ben ik dat met maar één motief: omdat ik zo vreselijk gesteld ben op mijn vrijheid en omdat ik me er wel om bekommer.

Jonathan Sacks

Bekommeren ook door te gedenken, De Britse opperrabbijn Jonathan Sacks zegt een van de belangrijkste reacties op tragedie is: herdenken. Jizkor. Tenach, de verzameling van Bijbelboeken, kent geen woord voor geschiedenis maar het woord Zachor – herdenk, komt 169 keer erin voor.

Wat is het verschil, zegt Sacks, tussen history en memory?

History is someone else’s story; memory is my story. Through memory, we identify with what happened so that it becomes part of us and who we are.

Zoals mijn overgrootvader deed: de borden aan de leeggeroofde synagoge weer doneren, en zoals al mijn grootouders deden en nog steeds doen: hun kinderen de Joods-Nederlandse cultuur en waarden bijbrengen en onszelf niet eronder laten krijgen. We zijn er. We herinneren wat was – Zachor , én we leven wàt is. We gaan niet weg. Lechajiem – op het Joodse leven.

Michael Vis is stadsdeelcommissielid voor de VVD in het Amsterdamse stadsdeel Zuid

Lees ook:
Jodensterren op Kol Nidre-avond – gastcolumn Ruben Vis

‘Jarenlang heb ik een bezoek aan de vernietigingskampen uitgesteld. Iedereen zal begrijpen waarom’, schrijft Tweede Kamerlid Alexander Hammelburg (D66) die deze week dan toch in Auschwitz is geweest. Ik begrijp hem heel goed en deel zijn gevoelens van afkeer. Heel veel Hammelburgs vonden daar en in Sobibor de dood…’

Categorie: | |

Home » Nieuws » Altijd blijven opbouwen – gastcolumn Michael Vis