Een Joods kerstfeest – column Tomer Pawlicki

Tomer Pawlicki
Tomer Pawlicki (beeld: FB).

‘Het was de meest fantastische tijd van het jaar. Kerstmis. Altijd een bewogen periode voor mij en mijn familie.
Waarom niet Chanoeka? Omdat het nooit vakantie is rond Chanoeka.
Dus: kerst.

Voor het eerst in jaren hebben wij weer als een familie kerstdiner gehouden. Daarover later meer.
Mijn tante is de initiatiefnemer van dit initiatief. Jarenlang heeft deze traditie stilgelegen vanwege het jaarlijkse fiasco dat zich gedurende de avond voltrok. Een fiasco dat het best te omschrijven is als een scenario uit een Woody Allen-film of uit een boek van schrijver Philip Roth. Maar dan met de familie Pawlicki.
Dronken vaders. Overspelige ooms. Bemoeizuchtige overbezorgde moeders. En onschuldige kinderen die zich nergens van bewust zijn. Behalve van de cadeau’s die onder de kerstboom liggen.
Pools-Joods drama ontmoet Pools-Joodse komedie, en dat op een christelijke feestdag.
Iedereen doet een poging een normale familie te zijn, terwijl ze zin hebben in iets anders.
Eigenlijk waren we al een familie. Dat ben je automatisch. Je best doen maakt het alleen maar erger.

Naarmate de jaren vorderden werden de situaties maffer en de cadeautjes onder de kerstboom kariger. Zo heb ik op mijn achtste een high tech scheerautomaat gekregen. Die kon ze beter bewaren totdat ik achttien was. Toen kreeg ik de goedkope geurkaarsen uit de IKEA.
Toen ik twaalf was hield mijn vader het vol tot het einde van de avond. Op mijn zeventiende lag ‘ie al dronken te slapen voordat het hoofdgerecht was geserveerd.
En hetzelfde gold voor mijn oom. Bij hem was alcohol niet de boosdoener maar een dubbele agenda. En jaren later een driedubbele.
Niemand had er zin in.
Maar eerlijk is eerlijk. Toen zij weg waren, letterlijk of figuurlijk, konden we eindelijk genieten van de kerst. Met humor en eten.

Want ja, genieten was het altijd als mijn moeder en tante kookten. En zodra de mannen weg waren namen de Jiddische vrouwengewoontes het over van de onbetrouwbare mannen. “Eet je niet teveel Tomer?!” “Nee mama, zoveel is het nu ook weer niet.” “Wil je zeggen dat ik te weinig heb gekookt?” “Ja, dat is wat ik zeg.” “Je houdt niet van me.” “Dat klopt, mama. Mag ik nog een bord?”

Dit jaar vierden we het opnieuw. Zonder de mannen en met nieuwe hoofdrollen. We waagden een nieuwe poging een normale familie te zijn. Iedereen mocht een gerecht maken behalve ik.
Het hoogtepunt was mijn tante, die tot twee keer toe aan mensen vroeg waarom ze zo bezorgd keken. Om daarna tot twee keer toe te herhalen dat zij wel iemand kon vermoorden, mits ze zelf zo zou kijken.
Er was niet zoveel om je aan te irriteren dit jaar. Hooguit aan het gebrek van irritatie als uit de voorgaande jaren.

Omweg naar huis toen mijn zusje en ik de tram instapten vloog een meisje van haar fiets, voor onze neus. Een fles witte wijn raakte op miraculeuze wijze tussen haar spaken. Ze was ongedeerd. Een kerstwonder. Iedereen blij.

We besloten om volgend jaar een spannender feestje te organiseren. Misschien met de oude garde.
Mocht dit slagen dan leggen we de zaadjes voor een nieuw Joods kerstfeest. Mocht dit niet slagen dan leggen we de zaadjes voor een nieuw Joods komedie.
Hoe dan ook een win-win situatie.

Hopelijk zullen onze ongeboren kinderen als volwassenen het zich herinneren als een leuke tijd.
En anders mogen ze van mij altijd overstappen op Chanoeka.’

Categorie:

Home » Columns en opinie » Archief Oud-columnisten » Een Joods kerstfeest – column Tomer Pawlicki