‘Een Joods kind dat weet van eeuwen heeft’ – boekrecensie

Prometheus

Voor deze recensie is een korte inleiding nodig.

Het Achterhuis verscheen in 1947 en zou bijna veertig jaar onveranderd worden uitgegeven. In 1986 publiceerde het NIOD De Dagboeken van Anne Frank, waarbij haar eerste versie (a), vergeleken werd met haar tweede herschreven versie (b) en met Het Achterhuis (c). Toen na zeventig jaar de auteursrechten opgeheven zouden zijn, leek het veld open voor nieuwe(re) versies. Het Nederlandse Huygens Instituut, warm ondersteund door de Anne Frank Stichting in Amsterdam, publiceerde in september 2021 opnieuw de geschriften van Anne Frank, maar nu digitaal.

Helaas is het een zeer publieksonvriendelijke site geworden, die bovendien niet in Nederland op te roepen is. Aan de Universiteit van Göttingen wordt, met steun van het Anne Frank Fonds in Bazel, al jaren gewerkt aan een nieuwe versie van Annes dagboeken, die in eerste instantie in een Engelstalige versie gepubliceerd gaat worden. Helaas kun je in zo’n vertaling de ontwikkeling van Annes taligheid niet volgen.

Als bijvangst van dit Göttinger project is nu een bundel artikelen verschenen over Anne Frank als vluchtelinge, schrijfster en icoon. Een inleiding, tien artikelen en een epiloog doen hun best iets nieuws over Anne Frank te bieden. Dat is een moeilijke opgave, want de afgelopen veertig jaar zijn vele tientallen serieuze boeken en vele honderden artikelen verschenen over tal van (deel-)onderwerpen rond Anne Frank. In het eerste deel is het artikel van Afke Berger het interessants; een sociale geschiedenis van de Duits-Joodse vluchtelingen in Amsterdam, en zij laat zien dat daar nog veel over te onderzoeken valt.

Dienke Hondius plaatst de onderduik van de familie Frank in een breder perspectief; haar artikel is onderdeel van het grote project Mapping Hiding Places,  waar onderduikplaatsen letterlijk een plek krijgen op een (digitale) kaart. Guus Meershoek concentreert zich op de vervolging van ondergedoken Joden en je kunt het een specialistisch vervolg noemen op zijn mooie proefschrift Dienaren van het gezag.

In een van de eerste recensies van Het Achterhuis merkt Jaap Meijer op dat bij de familie Frank een echte ‘Joodse oriëntatie ten enenmale ontbrak.’ Hij ontwaarde in het dagboek een ‘vaag humanisme’, dat sterk leefde onder de Joodse emigranten met ‘die tragisch goedgebouwde dikke boekenkasten’ vol ‘Duitse klassieken’.

Dat laatste brengt Martin van Gelderen, ook een van de samenstellers, ertoe om Otto Frank Bildungsidealen toe te schrijven, die er ook toe leidden dat Anne naar een Montessorischool ging. Waarom Otto deze Bildung niet voor zijn andere dochter vond gelden, wordt helaas niet uitgelegd. De stap van de Duitse klassieken naar Joop ter Heul is wat abrupt, net zoals het toedichten aan Anne van ‘vrije feministische idealen’. Bettine Siertsema laat overtuigend zien dat veel kenmerken in Annes dagboek ook in andere dagboeken van schrijvers van dezelfde leeftijd naar voren komen. De negen andere dagboeken, waar ze uit put, geven dat weer.

De vergelijking die Margot Dijkgraaf met Charlotte Salomon, Marie Bashkirtseff en Hélène Berr maakt, is minder overtuigend. Zinnen als ‘Ze zoeken de eenzaamheid, betrekken een eigen universum. Ze geven zin aan hun leven ondanks de krankzinnige wereld om hen heen’ en ‘Schrijven is jezelf leren kennen, jezelf spiegelen’ zijn nietszeggende algemeenheden.

Hoofdstuk acht, van mede=samensteller Frank van Vree en negen, van beide samenstellers, beschrijven de wording van het fenomeen Anne Frank en de interpretatie, identificatie en iconisering in internationaal perspectief. Van Vree stelt dat Het Achterhuis, net als Het bittere kruid, gefunctioneerd lijkt te hebben als alibi voor het wegkijken. Dat is interessant, maar verdient nadere uitwerking. Tot mijn spijt heb ik in hoofdstuk negen weinig nieuwe inzichten gezien, behalve over het Jodendom en wat dat precies voor Otto Frank en zijn dochter inhoudt. En de tussenconclusie ‘Zo vindt Anne haar God’ is niet meer dan een 21ste eeuwse interpretatie.

Het laatste hoofdstuk is een kritiekloos verslag van her gebruik van Virtual Reality in het Anne Frank Museum. ‘Hoewel de VR-omgeving innovatief is, blijft zij dicht bij de missie van de Anne Frank Stichting’. Zulke zinnen dus. De betekenis van de epiloog van Anne Rigney ontgaat mij, want wat zij schrijft, staat al in de inleiding en de verdere hoofdstukken.

In een bundel komen helaas herhalingen voor en ook hier; onder andere de Hollandsche Schouwburg, Philip Roth en dat Otto Frank seksuele passages van zijn dochter censureerde. Dat laatste is trouwens onwaar; de censor  was de Nederlandse uitgever en Otto Frank heeft die passages in de Engelse vertaling (1952) teruggebracht. Dat is sinds 1986 al bekend.

Dat er drie dagboekversies zijn, is al verwarrend, maar dat er nu ook als bron Dagboekschrift 1 en 2 en Romanversie wordt bijgevoegd, zal de verwarring alleen maar vergroten.


Titel: ‘Een Joods kind dat van eeuwen weet’
Auteur: Onder redactie van Martin van Gelderen en Frank van Vree
Uitgever: Prometheus
ISBN: 9789044651461
Prijs: 23,50 euro

Lees ook:
‘Etty leefde in een andere realiteit’ – boekrecensie biografie Etty Hillesum

Een goede biograaf M/V moet mijns inziens genoeg afstand tot zijn of haar onderwerp hebben. Een goede recensent M/V eveneens tot het te bespreken boek. Auteur Judith Koelemeijer neemt geen enkele afstand tot Etty Hillesum. Integendeel, in de epiloog meldt zij: ‘In tijden van verdriet of spanning gingen de woorden van Etty op een andere manier tot mij spreken; het leek of ik haar nog beter kon doorgronden’…

Categorie: |

Home » Nieuws » ‘Een Joods kind dat weet van eeuwen heeft’ – boekrecensie