Hoofd of doek gebruiken? – column Hanneke Gelderblom

Hanneke Gelderblom
Beeld: K. Rijken

‘Mevrouw Sarah Izat heeft een baan bij de politie en wil zich met een hoofddoek kunnen vertonen in politie-uniform. In haar huidige administratieve functie heeft ze alleen via telefoon of video contact met het publiek. Ze kan haar baan in gewone kleding met hoofddoek behouden, maar het dragen van een doek als onderdeel van haar politie-uniform is niet toegestaan.
Is dat nu discriminatie?
Deze vraag houdt de gemoederen in Nederland bezig. Krantenpagina’s en Facebook-rubrieken worden erover volgeschreven.
Wie denkt gediscrimineerd te worden kan daarover een oordeel vragen bij het in 2009 ingestelde College voor de Rechten van de Mens. Hierin zitten topjuristen die een onafhankelijk maar niet-bindend oordeel kunnen vellen. Het voordeel van deze procedure is dat je geen aangifte hoeft te doen, waarna het jaren duurt voor je iets hoort .
Juichend meldde mevrouw Izat in diverse media dat zij ‘gewonnen’ heeft. Een typische activistenreactie, waarbij altijd wordt gemeld dat men gewonnen heeft; ook wanneer het advies terstond terzijde wordt gelegd en er in feite niets verandert. Dit mensenrechtencollege heeft namelijk niet de mogelijkheid iets af te dwingen, maar brengt slechts een advies uit.
Van hogerhand is inmiddels al bepaald dat het politie-uniform in Nederland niet wordt aangepast.

Ook hooggeleerde juristen schrijven over deze kwestie. “Bij de neutraliteit” van overheidsdienaren gaat het om hun opstelling, niet om hun uiterlijk”, betoogt de Tilburgse hoogleraar privaatrecht Reinout Wibier in de Volkskrant. Hij betoogt verder dat kleding weinig met de gewenste neutraliteit te maken zou hebben.
Maar juist dat is nu de cruciale vraag!
Personen die neutraliteit en gezag willen uitstralen, dienen zich bij voorkeur zo kleden dat de gewenste neutraliteit op geen enkele manier een vraagteken kan oproepen.
Dat soort kleding noemen we in Nederland een uniform.

Wie andere uitspraken van het College voor de Rechten van de Mens leest kan zich moeilijk aan de indruk onttrekken dat deze geleerde juristen weinig tot niets met religie hebben. Er is immers een verschil tussen een religieuze verplichting waaraan je niet zomaar kan onttrekken en een religieuze gewoonte. Dat laatste is meestal binnen een gemeenschap cultureel bepaald, maar je hebt zelf een keuze mogelijkheid.
Deze topjuristen kennen klaarblijkelijk ook de uitspraak van een imam Mukader uit Almelo niet.
Een moslima stelde hem de vraag: als mijn echtgenoot ziek is en ik met een baan ons gezin zou kunnen onderhouden, moet ik dan kiezen voor de baan of voor mijn hoofddoek? Imam Mukader heeft duidelijk gesteld dat in dit geval binnen de islam de voorkeur ligt bij de baan – en dus het gezin kunnen onderhouden. Hij verklaarde de zogenaamde verplichting van hoofddoek daarmee tot een ondergeschikt belang.

Ik ben eens gaan graven in de andere adviezen van het mensenrechtencollege.
In enkele uitspraken lees ik het volgende:

  • Het verbod bij het politie-uniform een hoofddoek te dragen is discriminerend.
  • Weigeren een hand te geven is geen discriminatie.
  • Vragen om een tentamen niet op een Joodse religieuze feestdag te hoeven afleggen is geen discriminatie. Dat tentamen kan deze student namelijk een half jaar later ook doen.

“We won!” riep Sarah Izat na het oordeel van het College.
Ik denk dat er inmiddels alleen maar verliezers zijn.
Het College heeft aan gezag ingeboet.
Advies is immers terstond in de prullenmand beland.

Het moet niet leuk zijn wanneer de bekende Trouw-columnist Sylvain Ephimenco schrijft over “dat College voor spek en bonen”.
Maar het meest trieste is dat duidelijkheid over wat nu wel en wat geen discriminatie is er bepaald niet op vooruit is gegaan.
Ik vind dat dit College moeilijk te aanvaarden juridische adviezen geeft door geen verschil te maken tussen een religieuze verplichting en een religieuze gewoonte.

Een hand geven is in Nederland een gebruikelijke gewoonte, zeker wanneer je een publieke functie hebt. Dat weigeren te doen is volgens het College geen discriminatie
Een half jaar later kunnen afstuderen is tegenwoordig knap duur. Maar weigeren rekening te houden met Joodse feestdagen is geen discriminatie.
Wie verder kijkt en de Noordzee en de Atlantische Oceaan oversteekt, ziet andere taferelen: in Canada en Groot-Brittannië zijn de autoriteiten wél bezweken voor de activistendrift van sommige islamisten.
Dat hoeft voor Nederland geen consequenties te hebben.
Wij willen in de rechtbank geen rechter met een keppeltje op, geen griffier met een grote ketting met kruis over zijn toga en geen advocate met een hoofddoek.
Gezag uitstralen doe je in een bij de functie horend uniform, waarbij je de eigen levensovertuiging binnen boord houdt.’

Categorie:

Home » Columns en opinie » Hoofd of doek gebruiken? – column Hanneke Gelderblom