Jacobs’ Chanoeka-toer, dag 1 – Lelystad

WA

‘Het startschot, of beter gezegd de vuurdoop, heeft plaatsgevonden: het eerste lichtje is ontstoken, niet één maar twee keer! IJskoud en spiegelglad. Het leek allemaal op een zware tegenvaller uit te lopen, want een kwartier voor het begin, toen ik nog lekker warm binnen in het stadhuis van Lelystad stond bij de VIP-ontvangst, kreeg ik een sms’je van buiten met de opwekkende boodschap: het loopt nog niet storm! Lekker bemoedigend, dacht ik. En ook vroeg ik me af: hoe krijg ik in vredesnaam dit dagboek op het digitale papier. Want denkt u even na: het is nu voor het vijfde jaar op rij dat ik een dagboek mag schrijven voor Jonet over het aansteken van de menora.

Eigenlijk speelt zich iedere dag hetzelfde af en uiteraard ook ieder jaar. Mensen komen naar de menora die ergens wordt aangestoken in aanwezigheid van de burgemeester of zoiets, dan een welkomsttoespraak, dan het aansteken zelf, het traditionele Ma’oz Tsoer-gezang, bremzoete soefganiot (u weet wel van die jam-oliebollen), natuurlijk nog ergens een toespraakje en dat is het zo’n beetje. En toch is er altijd wel iets anders, iets onverwachts, en daarvoor ben ik uiteraard erg dankbaar.
Enfin, we verlieten het heerlijk warme stadhuis en lopen in optocht, ambassadeur van Israël, burgemeester en ik voorop, door de winkelstraat naar de kade waar de grootste menora ter wereld stond te wachten. Verrassing nummer één: het moge dan zo zijn dat om 18:45 uur het nog geen storm liep, nu, een kwartier later, zagen we honderden en honderden mensen. Allen voorzien van warme wollen mutsen en blauwe sjaals. Rabbijn Stiefel heette ieder welkom en legde uit dat sjalom vrede betekent, maar dat het vandaag ook een advies uitstraalt: sjaal om!

Na een kwartier was het mijn beurt. Ik mocht de lucht in. Met een hoogwerker ging ik naar boven. Andere jaren waren er meer gelukkigen die de kaars mochten aansteken. De burgemeester bijvoorbeeld stak de sjammasj, het middelste licht aan, dat aanzienlijk hoger is dan de rest van de lichten, maar dit jaar viel mij de eer te beurt om ook de hoogste kaars te mogen aansteken. Ik begreep dat de burgemeester hoogtevrees had en de ambassadeur op zo’n hoog punt een te groot veiligheidsrisico liep. Mijn gedachten dwaalden even af naar zo’n veertig jaar geleden. De synagoge van Amersfoort bestond toen 225 jaar. Een geheime politieman, zo uit de beroemde commissaris Maigret-boeken gestapt, kwam bij ons thuis de beveiliging bespreken. Na alles uitgelegd te hebben, het gehele programma, gingen we naar sjoel. Ik moest precies aangeven wie waar zat. Hier zat de ambassadeur van Israël en naast hem zat opperrabbijn Berlinger. Met een uiterst professionele blik liet hij weten dat als er vanuit dit en dat raampje tegenover de synagoge naar binnen zou worden geschoten, de kogel niet de ambassadeur en niet opperrabbijn Berlinger zouden treffen, maar net naast de opperrabbijn zou belanden. “Maar daar zit ik”, gaf ik geschrokken aan.
Maar commissaris Maigret gaf aan dat ik niet op zijn lijstje stond!

Hoe anders was het gisteravond. In Lelystad was iedere steeg die naar de kade leidde afgesloten. Het wemelde van agenten en ook onder het publiek, ik schat uiteindelijk een kleine vijfhonderd, stonden ook nog eens dertig man van de beveiliging in burger. Enfin, ik dus in die hoogwerker. Een vrijwilliger van Christenen voor Israël die de hoogwerker bediende, vertelde mij trots dat hij al meer dan vijftien jaar zo’n ding niet meer had bediend. Echt bemoedigend! Ook had ik mijn zwemdiploma beter bij mij kunnen hebben want de tocht omhoog, die akelig langzaam en zweverig verliep, voerde gedeeltelijk bijna over het ijskoude water van het kanaal. Interessant dat ik de vier voorgaande jaren werd voorzien van een helm en allerlei beveiligingstouwen, die ervoor moesten zorgen dat ik binnen boord zou blijven, bij weer en ontij. In Lelystad gelden kennelijk andere veiligheidsvoorschriften, want behalve mijn bontmuts en een om mijn hoofd gebonden microfoon, was ik volledig afhankelijk van de stuurkunst van die onervaren goedbedoelende vrijwilliger. Na de lichtjes te hebben aangestoken en na een veilige landing, waren de lichten alweer gedoofd en dus, de vrijwilliger begon er kennelijk plezier in te krijgen, mocht ik een gratis tweede luchtavontuur aangaan.

Zo heb ik dus deze eerste avond beleefd. Maar wat deed dit alles met de aanwezigen? De Joodse en Israëlische liederen galmden door Lelystad. De sfeer was er een van geweldige eenheid en verbondenheid. Velen gaven aan, na afloop toen ik zomaar wat mensen vroeg hoe ze deze bijeenkomst hadden beleefd, dat ze inzien dat wij allen moeten strijden om de duisternis in de ons omringende samenleving te verdrijven. Het hoofd van de public relations van de gemeente Lelystad vond de avond een magische uitstraling hebben. Het hoofd van de aanwezige politie had van de gezichten van de aanwezigen kunnen aflezen hoe ze de geestelijke woorden tot zich namen, vol begrip. Volgens hem was het een grote demonstratie, niet tegen, maar alleen maar helemaal vóór!
Terwijl de koffie, thee en kosjere soefganiot er als zoete koek ingingen, kreeg ik veel complimentjes. Niet zozeer over mijn toespraak, maar over mijn beklag dat een van de organisatoren mij waarschuwde dat het op het podium spekglad was. Ik vond dat spek ongepast tijdens een Joodse bijeenkomst en sprak de hoop uit dat volgend jaar deze menora niet in Zwijndrecht zal worden ontstoken.’

Opperrabbijn Binyomin Jacobs (IPOR en voorzitter van het Nederlandse College voor Rabbinale Zaken) maakt ok dit jaar weer een ronde langs verschillende menorot in heel Nederland, om deze in het openbaar aan te steken. Net als in voorgaande jaren schrijft hij een dagboekverslag voor Jonet. Het is de vijfde keer op rij dat Jacobs voor Jonet in de pen kruipt en zijn ‘Jacobs’ Chanoeka-toer’ maakt.

Categorie:

Home » Nieuws » Religie » Jacobs’ Chanoeka-toer, dag 1 – Lelystad