‘Joden en Marokkanen kunnen samen een gemeenschap vormen’ – Jacobs’ Chanoekatoer (dag 8)

Jacobs

Ze branden nu alle acht, de menora straalt in zijn volle glorie. Vanuit Canada ben ik geschrokken van de recente uitzending van Nieuwsuur over de handel in lichaamsdelen. Hieraan had ik nog niet gedacht, maar ik ben niet verbaasd. Want ook het gevoelige onderwerp orgaandonaties is niet altijd helemaal koosjer. Is het u wel eens opgevallen dat het foldertje waarin de overheid je laat kiezen of je bereid bent je organen ter beschikking te stellen, op zo’n manier is geschreven dat je jezelf crimineel voelt als je niet meedoet: dat zogenaamde kiezen is niet zo vrijblijvend als de folder doet voorkomen. En vanwaar komen alle organen? Ook in organen wordt gehandeld. Niet alles in de medische wereld verdient het label ‘ethisch verantwoord’. Ik begrijp dat ik met deze kritisch bezorgde opmerking een aantal mensen tegen de schenen trap. Tot hen die zich hierin herkennen zeg ik: we spreken elkaar zodra Zembla of Nieuwsuur een programma maken over orgaandonaties.

Wat dit onderwerp te maken heeft met Chanoeka ? Alles! In de tijd van de Maccabeeën eisten de Grieken het alleenrecht over waarden en normen. De definitie van goed en slecht, werd door de ratio en door het eigenbelang van de Grieken ingegeven. En dat was nu precies de toenmalige strijd.  Maar onze Chanoeka-lichtjes branden nog steeds, overal in de hele wereld, terwijl van de Griekse Hellenistische cultuur nog slechts een paar ruïnes over zijn om te getuigen dat er ooit Grieken bestonden.
Overigens mis ik de Nederlandse soefganiot helemaal niet. Te zoet, teveel jam en de smaak is meer oliebol dan soefgania. Hier kan ik ze eten zonder mijn baard onder de plakkerij te krijgen en is de smaak gewoon Joodser. Los hiervan zijn ze hier met chocolade, met tig soorten jam, met… Het kan overigens zijn dat ik de bagel, de donut en de soefgania door elkaar haal. Ik ben niet zo gespecialiseerd op dit gebied. Ieder zo zijn vakgebied. Trouwens, we kunnen hier geen voet buiten de deur zetten of we ontmoeten wel iemand die ons of een van onze familieleden kent.
In deze wijk in Montreal wonen niet, zoals in Antwerpen, ‘allerlei soorten Joden’. Hier woont alleen maar Chabad. Hoeveel gezinnen? Geen idee, maar dat loopt in de duizenden. Verderop in de stad, in de orthodox-Joodse wijk Outremont, is het zoals in Antwerpen of in Joodse wijk van Londen, orthodox-Joods gemengd. Nu ben ik mettertijd redelijk bekend geworden en word ik herkend van foto’s die in de media zijn verschenen. Dat wat mij betreft. Met mijn Blouma ligt het echter anders. Zij stamt uit een van de grootste families binnen Chabad en los daarvan beschikt zij over een gigantisch geheugen ten aanzien van familierelaties. Sterker nog: aan de gezichten van kinderen kan zij zien wie de ouders zijn. Voor haar is het dus een voortdurend herkennen. Dus toen wij drie minuten in de bagel store waren, ontmoette ze  meteen weer twee bekenden. Ze begint een praatje en ons verblijf in de winkel werd van de ingecalculeerde drie minuten al gauw een kwartier.
Maar dat wilde Ik eigenlijk niet met u delen. Wel de ontmoeting met haar neef. Haar neef, zoon van de broer van mijn schoonvader, was net terug uit Marokko. Marokko, hoor ik u uitroepen. Ja, Marokko.

In Marokko was eens grote Joodse gemeenschap van honderdduizenden Joden. De oom van Blouma was daar rabbijn. Zo’n tien jaar geleden is hij, veel te jong, overleden. Inmiddels was de omvang van de Joodse gemeenschap in Marokko sterk achteruit gegaan vanwege de massale aliya naar Israël. Maar zijn weduwe is daar blijven wonen. Twee van zijn zoons wonen hier in Montreal en zijn beiden rabbijn in sjoels waar bijna uitsluitend uit Marokko afkomstige Joden komen. De oudste van de twee, Mendel, was juist terug uit dat land en heeft er, samen met de lokale rabbijnen en zijn moeder, in een hotel een grote menora aangestoken. Achthonderd mensen, meest Joden, waren aanwezig. En de Marokkaanse televisie was erbij. In heel Marokko is het aansteken van deze menora vertoond. De voertaal bij deze gigantische bijeenkomst? Frans en Arabisch!

Ik denk even terug naar een paar dagen voor Chanoeka 2018. In Den Haag mochten rabbijn Vorst en ik, met een delegatie uit de Joodse gemeenschap, aan de voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer een menora aanbieden. Na de plechtigheid vertelde Tweede Kamervoorzitter Kadisha Arib, uit Marokko afkomstig, hoe goed haar relatie was met haar Joodse buren. En als ik op de eerste dag van Chanoeka met de burgemeester van Arnhem, de heer Ahmed Marcouch spreek, hoor ik hetzelfde geluid. Joden en Arabieren leefden daar harmonieus samen. Ik herinner mij dat regelmatig Marokkaanse vrouwen bij mij kwamen met hun huwelijksproblemen, want ook in Marokko, zo lieten ze mij weten, gingen ze voor raad naar de rabbijn. Waarom hier in Nederland er zo regelmatig spanningen zijn, dat weet ik niet. Maar op deze laatste dag van het Chanoekafeest krijg ik bevestigd wat ik voor Chanoeka en bij het eerste lichtje heb vernomen: Joden en Marokkanen kunnen best samen een gemeenschap vormen, met behoud van hun eigen identiteit en wederzijds respect.
Ik wist dat natuurlijk al lang, maar om dat hier in Montreal bevestigd te krijgen, geeft me een goed gevoel. Een gevoel dat past bij de achtste dag Chanoeka. Vrijheid van godsdienst en gezamenlijk de duisternis verdrijven. Als dat in Casablanca kan, dan toch zeker ook in ons Nederland. We hebben Kamervoorzitter Arib en burgemeester Marcouch zeker aan onze kant.

Opperrabbijn Binyomin Jacobs (IPOR en voorzitter van het Nederlandse College voor Rabbinale Zaken) maakt ook dit jaar weer een ronde langs verschillende menorot in heel Nederland, om deze in het openbaar aan te steken. Net als in voorgaande jaren schrijft hij een dagboekverslag voor Jonet.nl. Het is de zesde keer op rij dat Jacobs voor Jonet in de pen kruipt en zijn ‘Jacobs’ Chanoeka-toer’ maakt. Bij uitzondering zal de rabbijn dit jaar ook Canada aandoen. 

Categorie: |

Home » Nieuws » ‘Joden en Marokkanen kunnen samen een gemeenschap vormen’ – Jacobs’ Chanoekatoer (dag 8)