Mijn Joodse vriend uit Montenegro – column Brigitte Wielheesen

Afbeelding met tekst: Om dubieuze claims te voorkomen is deze afbeelding verwijderd.

De conferenties van de European Jewish Associations (EJA) in Brussel zijn altijd een moment om bij te praten met Joodse leiders vanuit heel Europa. Ondanks dat het onderwerp ‘Combating Anti-Semitism’ niet tot vrolijkheid stemt, zijn er heel wat vriendschappen in de laatste jaren ontstaan. Ik miste de positieve inbreng van mijn goede vriend Jasha Alfarandi uit Montenegro. Hij verkondigde altijd dat antisemitisme in zijn land niet bestaat. We spreken over een Montenegrijnse Joodse gemeenschap bestaande uit driehonderd leden, door Jasha vanaf de grond opgebouwd dat door zijn overlijden eerder dit jaar in een soort van vacuüm verkeert omdat er nog geen leider is met zijn capaciteiten. Zijn goede relaties met alle andere religieuze gemeenschappen en met alle politieke partijen in Montenegro, zorgde voor stabiliteit en een veilig gevoel in zijn gemeenschap.

Dat het antisemitisme stijgende is in Europa is een feit, maar hoe kunnen wij als Joodse gemeenschap zorgen dat het tij keert. Dit was het doel van de conferentie van de EJA die vorige week in Brussel plaatsvond. Ook ik mocht spreken en het panel uit Nederland moderaten. Ik schetste een zwartgallig beeld van de situatie in Nederland, in de hoop dat het panel hierdoor voorbeelden zou aandragen dat de Joodse gemeenschap in Nederland met zijn diverse organisaties antisemitisme op de politieke agenda brengt. Nederland behoort overigens tot drie landen in Europa, waar in verhouding minder Jodenhaat is dan in andere Europese landen. Echter, ook in Nederland komt het uit alle extremistische hoeken van de samenleving. Mijn pleidooi spitste zich op het gesprek opzoeken en in gesprek blijven met alle partijen en dat antisemitisme bestrijden zich in het onderwijs niet moet richten op de verschrikkingen van de Sjoa, maar vooral aan de bijdrage van de Joodse gemeenschap aan de maatschappij. Vanaf de zestiende eeuw bestond in Nederland en met name in Amsterdam een rijke Joodse bijdrage aan de Nederlandse cultuur en economie. Naar mijn opinie is het richten op de positieve bijdrage van onze gemeenschap in het onderwijs een middel om de jonge generatie nog bij te sturen.

Waar twee Joden zijn, zijn drie meningen. Verbazend was dat de meeste vertegenwoordigers uit de verschillende landen het met elkaar eens waren dat populistische partijen niet de oplossing bieden om antisemitisme tegen te gaan. Tijdens mijn interview voor een Israëlische tv-zender gaf ik aan dat mijn persoonlijke mening is dat in Nederland de Joodse kiezer het best vertegenwoordigd door de christelijke partijen en de middenpartijen en dat we vooral moeten blijven streven naar het behoud van de Europese Unie.

Zorgwekkend was de situatie van de onderlinge verhoudingen binnen de Joodse gemeenschappen in de verschillende landen. Daar de erfenis van de Sjoa nog in heel Europa aanwezig is, blijkt het moeilijk om de sterk gedecimeerde gemeenschappen weer in harmonie op te bouwen en samen te strijden tegen Jodenhaat. Ook de afwezigheid van actieve Joodse jongeren tussen de 25 en 45 jaar speelt mee. Oudere bestuurders blijven op het pluche zitten en/of jongeren hebben geen tijd.

Mijn Montenegrijnse vriend Jasha Alfarandi zei vorig jaar, toen ik hem vertelde dat het me moeilijk viel om in gesprek te zijn met Tunahan Kuzu (DENK), dat ons ego ons in de Joodse gemeenschap en ook buiten die gemeenschap in de weg staat. Het gesprek aangaan met diegenen die andere waarden en normen, andere meningen hebben en ja, ook met diegenen die niet van Joden houden het gesprek aangaan, dat is de uitdaging. De wijze woorden van Jasha vonden hun weerklank tijdens de conferentie van de EJA in Brussel.

Categorie: |

Home » Nieuws » Mijn Joodse vriend uit Montenegro – column Brigitte Wielheesen