Mijn trauma van 4 november 1995 – column Brigitte Wielheesen

C. Kamergorzki

De moord op de Israëlische premier Yitzhak Rabin was zowel het hoogtepunt als het dieptepunt van mijn journalistieke loopbaan. Vijfentwintig jaar geleden op 4 november 1995 werd Rabin vermoord in Tel Aviv door rechtsextremist Yigal Amir. Ik werkte destijds bij Worldwide Television News (WTN) in Jeruzalem als eindredacteur.

Op die bewuste zaterdag was het een rustige dag met alleen een vredesdemonstratie in Tel Aviv, waar premier Rabin zou spreken. Er was nauwelijks buitenlandse interesse in verslag van deze bijeenkomst. Cameraman Amos en geluidsman Izzy zouden dit filmen en de volgende ochtend zou het materiaal pas worden gemonteerd. Ik zat alleen op de redactie van WTN en het was rustig. De spreekwoordelijke stilte voor de storm.

Ik was aan het bijkomen van mijn avontuur om te infiltreren in een rechtsextremistische organisatie waarvan we de naam niet eens wisten. Ik probeerde me voor te bereiden op het gesprek wat ik dinsdag of woensdag zou hebben met Avishai Raviv. Ik had hem twee dagen eerder ontmoet en wist toen nog niet wie hij was; Shin Beth of een rechtsextremist. Mijn hoofdredacteur Chris Slaney had al in niet zoveel woorden te kennen gegeven dat ik beter niet zou gaan. “Te gevaarlijk,” vond hij.

Eigenlijk zou ik op deze zaterdag vroeg naar huis gaan maar ik voelde me onrustig. Ik had last van een onheilspellend onderbuikgevoel.. Intuïtie noemen ze dat. Er ging iets gebeuren. Om de zoveel tijd belde ik Izzy met de vraag of alles in orde was. “Brigitte ga naar huis, je hebt een zware week achter de rug,” zei hij telkens, lichtelijk geïrriteerd. Om kwart over negen belde de geluidsman om te zeggen dat de vredesdemonstratie voorbij was en dat ze naar huis zouden rijden. Mijn onderbuikgevoel ontplofte intussen. “Nee, blijf nog even,” antwoordde ik hem. Met ‘neem een Hollands biertje op mijn kosten’, probeerde ik ze te overtuigen.

De hoorn was nog niet opgelegd en de telefoon rinkelde opnieuw. In het Engels sprak een onbekende, anonieme man de volgende woorden: “Yitzhak Rabin is drie keer in de rug geschoten. Hij overleeft het niet.” Direct daarop verbrak hij de verbinding. Het was 21.20 uur. Ik belde direct mijn team ter plekke en vertelde dat Rabin was neergeschoten. Daarop belde ik het hoofdkantoor van WTN in Londen om ze te waarschuwen dat het een lange avond zou worden. Een andere cameraman en geluidsman stuurde ik naar het Ichilov ziekenhuis Tel Aviv waar Rabin naartoe was gebracht. Vervolgens riep ik mijn video-editor op en belde ik nogmaals met mijn hoofdredacteur. Het was half tien.

Iedereen die ik gebeld had en aan het werk had gezet, probeerde mijn mededeling te verifiëren, zonder resultaat. “Doe nou maar wat ik zeg en bedank me later,” was mijn dwingende antwoord. Mijn intuïtie had me nog nooit in de steek gelaten. En toen brak de pleuris uit. Het was officieel: Rabin was neergeschoten. Hij was door twee kogels geraakt en een derde kogel werd opgevangen door zijn bodyguard. De beelden kwamen binnen en ik zorgde samen met de video-editor dat die zo snel mogelijk in Londen terecht kwamen. Zoals ik al zei: het was een hoogtepunt in mijn journalistieke loopbaan. WTN had die nacht elf primeurs, Reuters had er twee en AP had er maar één.

Na de hele nacht te hebben doorgewerkt, ging ik zondagochtend moe naar huis. Thuis begon ik te huilen en voelde me intens verdrietig. De naam Rabin hoefde maar te vallen of het lied Shir HaShalom werd op de radio afgespeeld en de tranen stroomden over mijn wangen. Huilbuien, nachtmerries, een depressie en dat zeker zo’n drie weken lang. Toch bleef ik doorwerken, maar ik was er niet echt. Inmiddels weet ik dat daar een naam voor is: PTSS.

Op maandag tijdens een bilateraal overleg met mijn hoofdredacteur verbood hij me om de dag erop Avishai Raviv te ontmoeten. Hij had iets vreemds over hem gehoord, maar daar kon hij verder niet op ingaan. Raviv werd die week in Jeruzalem gearresteerd. Hij bleek een agent van de binnenlandse veiligheidsdienst Shin Beth en leider van de rechtsextremistische beweging Eyal te zijn. Tevens stond hij in nauw contact met de moordenaar van Rabin, waarvan ik de naam niet eens wil noemen.

Al vijfentwintig jaar vraag ik mij af of Raviv die onbekende, anonieme man was die mij op de avond van de moord belde. Was hij de persoon die wist dat Yigal Amir premier Rabin van achteren met drie schoten zou gaan vermoorden nog voor dat het eerste schot gelost werd? De Israëlische veiligheidsdienst heeft zich blijkbaar nooit afgevraagd hoe het kon dat WTN die avond elf primeurs had. Wie de man was, die mij die avond belde, blijft voor mij een mysterie. Raviv heeft in de rechtzaken tegen hem, altijd ontkend dat hij van Amir’s moordplannen op de hoogte was.

Gisteravond hoopte ik, na vijfentwintig jaar, antwoord te krijgen op mijn vragen. Ik zou de film ‘Incitement’ gaan kijken op het SERET Filmfestival in Amsterdam. Helaas, door de maatregelen tegen corona, zijn de bioscopen nu twee weken gesloten. Maar ik krijg een tweede kans, want de film is ook digitaal te zien.

Lees ook:
‘Bibi, begin met een goede daad’ – column Brigitte Wielheesen

Israëli’s gaan de afgelopen maanden massaal de straat op en eisen dat de huidige Israëlische premier Benjamin Netanyahu aftreedt. Kijkende naar de videobeelden van de protesten die op social media circuleren, komen herinneringen van de demonstraties uit 1995 tegen de toenmalige Israëlische premier Yitzhak Rabin bij mij naar boven.

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.


Categorie: |

Home » Nieuws » Mijn trauma van 4 november 1995 – column Brigitte Wielheesen