‘Philo van Alexandrië, de schepping van de wereld’ – boekrecensie door Menno ten Brink

Damon

Recensie door Rabbijn Menno ten Brink

Van circa het jaar 15 voor het begin van de gangbare jaartelling tot circa 40 à 45 jaar daarna, leefde in Alexandrië (Egypte) de Joodse exegeet en filosoof Philo, wiens doel het was de vijf boeken van Mozes, Tora, uit te leggen. Hij deed dit op overdrachtelijke, allegorische, en filosofische wijze, waarbij de filosofische uitleg duidelijk was geïnspireerd door de Griekse filosoof Plato. De vertaler van dit boek, Albert-Kees Geljon, zegt hier over: “Philo las de boeken met een platoonse bril.”

In het onlangs vertaalde en uitgekomen boek ‘De Schepping van de Wereld’ gaat Philo – ook wel Philo Judaeus genoemd – in op de eerste drie hoofdstukken van het boek Beresjiet/Genesis. Naast een uitvoerige en heldere inleiding, vertaalt Geljon Philo’s werk in helder Nederlands en geeft hij een inzichtelijk en verduidelijkend notenapparaat dat zeker het lezen waard is indien men de tekst volledig wil begrijpen.

Aan het einde van het boek is een appendix opgenomen die een brief betreft (nummer 43) van Ambrosius – de vierde bisschop van Milaan. Hierin blijkt duidelijk welke invloed Philo heeft gehad op het christelijk denken over de schepping, gelardeerd met platonische inzichten. Daarmee had Philo ook een belangrijke invloed op het begin en verdere ontwikkeling van het christendom dat, zoals bekend, zijn wortels heeft in het Jodendom, Tenach, de Joodse Bijbel. Hij maakte het mogelijk de verhalen en ideeën van Tenach te combineren met de Griekse filosofie, die de voedingsbodem zijn voor de christelijke interpretatie van Tenach.

Philo baseert zich op de Griekse vertaling van Tenach, de zogenoemde Septuagint, dat de basis vormde van de Christelijke interpretatie van Tenach, die vanzelfsprekend uit het Hebreeuws was vertaald. De legende gaat dat er 72 geleerden hebben gewerkt aan de Griekse vertaling, zes uit iedere Joodse stam, waardoor de naam Septuagint – wat zeventig betekent – ontstaan is. Volgens Philo heeft de vertaling evenveel gezag als de originele Hebreeuwse tekst. Zoals bekend is iedere vertaling een interpretatie, zo ook de Septuagint, maar ook de vertaling van Geljon. Hierdoor is het altijd van groot belang terug te kijken naar de originele tekst.

Waarom heeft God de wereld geschapen?
Philo wil de diepere betekenis van de tekst naar boven halen, hij verlaat dus de psjat (de letterlijke betekenis) en gaat op het niveau van drasj (wat zit er achter de letterlijke woorden van de tekst?) Want als het letterlijk wordt genomen mis je de diepere en wellicht de echte betekenis van de tekst.

Philo’s exegetisch werk, zo legt Geljon uit, kan verdeeld worden in drie series: De Uitleg van de wet, Het Allegorische Commentaar en Vragen en Antwoorden over Genesis en Exodus. Omdat hij de Tora beschouwt als de Wet, geïnspireerd door God en geschreven door Mozes, en juist het scheppingsverhaal met de Wet begint, wordt dit boek onder de Uitleg van de Wet gecategoriseerd. Niet duidelijk is hoe deze indeling past bij de Allegorische Uitleg van de het scheppingsverhaal en de Uitleg van de Wet, omdat Philo het allegorisch verklaart. Geljon legt de lezer de verschillen tussen de Legum Allegoriae en de Opifico Mundi voor.

Vragen die Philo zich stelt zijn: ‘Waarom heeft God de wereld geschapen? Waarom deed hij dat in zeven dagen? Waarom schiep hij eerst het licht en later pas de hemellichamen, en waarom was de mens de laatste van alle schepselen? En de eeuwige vraag: kon de slang in het paradijs echt praten?’

Het lichaam, de gevangenis van de ziel
Geljon legt uit dat Philo de ziel van de mens centraal stelt in de talrijke interpretaties van veel verhalen in Tora. De ziel moet zich losmaken van het zintuiglijke en tastbare (materiële) en moet opstijgen naar God. Plato leerde dat de ziel zich moet bevrijden van deze wereld om uiteindelijk terug te keren naar de eeuwige wereld van de oervormen. Het lichaam vormt voor Philo de gevangenis van de ziel, net als Plato dat omschrijft.

De mens in het scheppingsverhaal wordt enerzijds uit aarde gemaakt en anderzijds staat die tegenover de hemelse mens, die geschapen is naar het beeld en gelijkenis van God. Philo omschrijft in Legum Allegoriae (de Allegorische Uitleg) dat de hemelse mens is ontstaan naar Gods beeld en geen vergankelijkheid en aardse materie kent. De aardse mens is juist gevormd uit materie, die Mozes stof noemde. Philo geeft aan dat de aardse mens model staat voor intellect.

Hierna komen vier vragen om dit te exploreren: Het getal vier staat voor de vier hartstochten: angst, pijn, genot en verlangen. De slavernij in Egypte duurde vierhonderd jaar, waardoor dat land symbool is voor deze vier hartstochten. De bevrijding uit Egypte is eigenlijk de bevrijding van de ziel van de tirannie van de hartstochten. De hemelse mens is ontstaan naar het beeld van God en is niet vergankelijk (de ziel) De aardse mens is wel vergankelijk en is niet de nakomeling van God. Doordat God de aardse mens de kracht van het leven heeft ingeblazen, wordt hij een ziel, begiftigd met intellect en werkelijk levend: ‘De mens werd tot een levende ziel’. De goddelijke geest zorgt ervoor dat de mens het goede kan leren kennen, rechtvaardig kan handelen op grond van de kennis die hij heeft. Omdat het gelijke het gelijke kan kennen, is het intellect gelijk aan God, aldus Philo.

Geljon zet daar de Opificio Mundi tegenover, want hier is de allegorische verklaring van de aardse en hemelse mens afwezig. Het wordt meer de letterlijke interpretatie. De eerste mens was geboetseerd door God en hij beschrijft de schoonheid van diens lichaam, dat alleen maar in schoonheid afneemt in de volgende generaties. Dat de mens een levende ziel werd, noemt Philo daar niet.

Met een andere kijk Tora lezen
Een ander punt van verschil is de vier rivieren die uit het Paradijs ontstaan. De grootste rivier splitst zich in vier stromen. De grootste is de algemene deugd, goedheid, die in het Paradijs ontstaat. De Nijl, de Ganges de Eufraat en de Tigris zouden deze rivieren zijn – weer het getal vier. Vier belangrijkste deugden in de Griekse filosofie: inzicht, zelfbeheersing, dapperheid en rechtvaardigheid. De Pisjon (Pheison) stroomt om het land Chavila heen, waar goud is; goud is het kostbaarste metaal. Aldus geeft Philo inzicht in de meest waardevolle deugd. Zo gaat hij ook allegorisch om met de volgende rivieren.
Hij koppelt vervolgens de volgorde van de deugden aan de platoonse indeling: Ratio is hoofd, felheid in de borst, begeerte in de buik. Inzicht hoort bij ratio, moed bij het felle element en zelfbeheersing bij het begerende element. Het hoofd (ratio) is het belangrijkste deel van het lichaam (de eerste deugd), de borst (dapperheid) is de tweede deugd, de buik (zelfbeheersing) de derde deugd. Als de drie elementen van de ziel in harmonie zijn, komt de vierde: rechtvaardigheid (de vierde rivier).

Geljon zegt aan het einde van zijn inleiding dat zijn overzicht beknopt moet zijn, mijn overzicht is nog beknopter. Er staat veel meer, niet alleen in de vertaalde tekst met het notenapparaat, maar ook in de  heldere inleiding.

‘De Schepping van de Wereld’ is zeer de moeite waard om te lezen en te proberen te begrijpen. Vanuit de Joodse traditie is door de rabbijnen niet veel gedaan met Philo van Alexandrië, en is er weinig traditionele uitleg van Tora, maar het is verhelderend en verfrissend om met een andere kijk deze eerste hoofdstukken door de bril van Philo en Plato Tora te lezen.

Titel: De Schepping van de Wereld
oorspronkelijke titel: De opificio mundi
Vertaald en toegelicht door Albert-Kees Geljon,
Uitgeverij: Damon
ISBN: 978 94 6340 282 8.
Prijs: 24,95 euro

Categorie: |

Home » Nieuws » ‘Philo van Alexandrië, de schepping van de wereld’ – boekrecensie door Menno ten Brink