Vluchtelingen en Joden – column Chantal Suissa-Runne

Chantal Suissa-Runne
Chantal Suissa-Runne

‘Wie kan er een Oekraïens gezin vanmiddag ophalen? Heeft iemand nog een draagzak en kinderwagen voor een baby van een paar weken oud? We hebben mensen in de keuken nodig. Artsen en triagisten gezocht voor de medische post! Wie wil er mensen hosten voor sjabbat en feestdagen?’ En zo gaat het maar door in de appgroep van Maccabi voor zo’n 250 vrijwilligers die zich in willen zetten voor de pas aangekomen vluchtelingen. Bart Van de Kamp stelde zijn hotels beschikbaar en Joods Nederland onder leiding van Joods Maatschappelijk Werk, Maccabi en het Joods Humanitair Fonds laat zich van haar beste kant zien. Oprecht! Dat vervult mijn hart van warmte en trots. De Tora is hier ook heel duidelijk over: ‘Een vreemdeling zult u niet onderdrukken, noch hem benauwen want u bent vreemdelingen geweest in het land Egypte’ (Exodus 22:21).

In een van zijn recente stukken voegt Dayan Evers daaraan toe: ‘We mogen vluchtelingen niet benauwen. We mogen ze niet aan hun eigen lot overlaten. We moeten ze helpen en opvangen… Maar de Tora is ook heel gevoelig voor het psychische welzijn van de vluchteling. In de Talmoed wordt ‘onderdrukken’ ook uitgelegd als ‘krenken met woorden’. Krenken, beledigen en wegzetten als verkapte criminelen is uit den boze. Wij mogen vluchtelingen niet beledigen. En dat gebeurt helaas maar al te veel. Onbekend maakt onbemind. De vluchtelingencrisis is een moment van humane waarheid in de Europese geschiedenis. Het is een enorme morele uitdaging’.

Ik ben het hier volledig met hem eens. En velen uit onze nog steeds voelbaar gedecimeerde Joodse gemeenschap zijn opgegroeid met de oorlogs- en vluchtverhalen van hun ouders of grootouders. Wij voelen instinctief aan waar oorlog toe kan leiden. We weten dat je vrede, rechtvaardigheid, stabiliteit, vrijheid en welvaart niet voor niets krijgt, maar dat je daar alert op moet blijven en dat je er liefst zonder geweld, tenzij dat echt niet anders kan, voor moet blijven vechten. Aanvankelijk werden alleen Joodse vluchtelingen opgevangen onder coördinatie van het Joods Humanitair Fonds. Een belangrijke en geweldige organisatie met een actie die gezien hun doelstelling, historie en netwerk ook volstrekt logisch en gepast is. Ik heb het ook gesteund. Tegelijkertijd knaagde het intern bij mij. Moeten we niet iedereen helpen ongeacht afkomst en geloofsovertuiging?

Het antwoord is natuurlijk ja! Inmiddels worden in de hotels álle vluchtelingen opgevangen ongeacht hun religie of levensbeschouwing. Mijn eigen vader voelde dit heel sterk. Hij was zelfs een oorlogskind (Warschau 1936) en wilde graag een voor hem aanzienlijk bedrag overmaken, maar dan wel aan álle vluchtelingen, niet alleen aan de Joodse. Zo gezegd zo gedaan.

Het is net Poeriem geweest, de feestdag waarbij het ware gezicht aanvankelijk verborgen blijft. Wat is ons ware gezicht? Is dat het gezicht van compassie? Van menselijke waardigheid en humaniteit? Enerzijds heb ik nog nooit zoveel mensen uit verschillende hoeken van Joods Nederland zo mooi en eensgezind zien samenwerken. Geweldig: orthodox, liberaal, ongebonden, rechts, links, conservatief, progressief en allen gebroederlijk en gezusterlijk samenwerkend voor het goede doel. Daar doe ik ook niets aan af, want het is ontroerend en zoals het hoort. We voelen ons samen verantwoordelijk. Er is oorlog aan de grenzen van Europa en we hebben al die jaren niets gedaan om het tegen te houden. Dit raakt ons direct, zichtbaar en onvermijdelijk.

Tegelijkertijd worden mij ook vragen gesteld. “Chantal, hoe kan het dat we plotseling duizenden mensen kunnen opvangen, maar er eerder vele debatten gevoerd moesten worden om een schamele honderd personen uit de hel van Moria weg te mogen slepen? Voelen we meer of uitsluitend mee met vluchtelingen wanneer ze in hogere mate op ons lijken? En geven we dus impliciet meer om het ene mensenleven dan om het andere? En de oorlog en de honger in Jemen dan? De ellende in Syrië en in andere delen van de wereld waar de mensen niet wit zijn met lichte ogen en haren en een religie hebben die mogelijk verder van ons afstaat?”

Ik laat de antwoorden graag aan u… Ik weet wel dat dit meespeelde toen ik iets meer dan een jaar geleden met een bevriende Syrische vluchteling een actie opzette voor weeskinderen, honger lijdende gezinnen en gewonden in zijn stad. Hoewel sommige Joodse kennissen zich afvroegen waar ik toch in hemelsnaam mee bezig was, zag ik ook regelmatig het bedrag van achttien euro of een variatie daarop binnenkomen. De getalswaarde van ‘Leven’ dus ik wist heel goed uit welke gemeenschap dat kwam, de onze. We kunnen het dus wel, menselijke waardigheid voorop stellen ook wanneer de mensen in nood helemaal niet op ons lijken. Persoonlijk laat ik me graag leiden door een quote uit een van mijn favoriete kinderboeken De Kleine Prins: ‘Alleen met het hart kun je écht zien. Het wezenlijke is onzichtbaar voor het oog’.

Lees ook:
Overpeinzingen – column Chantal Suissa

‘Toen ik op de valreep van 2020 samen met Fatima Akalai en Lody van der Kamp Yalla! – Nederlands Netwerk van Joden en Moslims – oprichtte, kregen we het verwijt de zoveelste nutteloze praatclub te zijn. In het nieuwe jaar bleek dat al snel niet waar. Ons initiatief nam direct een vlucht en we speelden een rol van betekenis in een samenleving waarin polarisatie altijd op de loer ligt..’

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Vluchtelingen en Joden – column Chantal Suissa-Runne