‘Chom Juli-August’ – column Ya’akov Almor

Almor

De hitte van de zomermaanden juli en augustus zijn in Israël een begrip en de uitdrukking ‘Chom Juli-August’ – de hitte van juli-augustus – is een bekende term die regelmatig gebezigd wordt. Maar in Israël krijgen of hebben zulke termen vaak een andere lading.

De Israëlische zanger Shlomo Artzi bracht in 1988 een plaat uit onder de titel חום יולי-אוגוסט – ‘Chom Juli-August’. Het album verscheen  een aantal jaren na de eerste en zeer traumatische Libanonoorlog van 1982 en het titelnummer beschrijft een soldaat’s pijnlijke herinneringen aan de gevechten en over zijn gevallen kameraden. Ik was tijdens die oorlog een student aan de Universiteit van Tel Aviv en herinner me die jaren als de dag van gisteren.

Zo’n kleine veertig jaar later is de beladenheid van deze term afgesleten, maar tegelijkertijd ligt die wel op een ieders lippen. Niet alleen in Israël, dat gebukt gaat onder een langdurige hittegolf, maar ook in Zuid-Europa werden de laatste weken dagelijks temperaturen van tot over de veertig graden gemeten. In het Spaanse Murcia, een zuid-westlijke havenstad, steeg het kwik zelfs tot 46 graden.

Ik schrijf deze column in een voorstad van Madrid waar ik al vanaf eind juni verblijf. De ruime flat van mijn vriendin heeft geen airconditoning maar in de slaapkamer annex werkkamer waarin ik deze column schrijf draait de plafondventilator op volle toeren. Met een handdoek die over mijn schouder hangt veeg ik om de paar minuten het zweet van mijn voorhoofd en mijn handen, zodat mijn vingers niet van mijn toetsenbord afglijden.

Terwijl ik het hier samen goed naar mijn zin heb denk ik gedurende mijn werkuren toch regelmatig: zat ik maar aan mijn bureau thuis, in Mitzpe Ramon. Daar heb ik in alle ruimtes – woonkamer, slaapkamers en werkkamer – individuele aircos hangen. In Israël ken ik – in mijn kringen – bijna niemand die geen airco heeft.

Je zou denken dat in een warm land als Spanje airco eveneens standaard is, maar nee. Ook zonneboilers waren tot voor kort hier onbekend en tot kort geleden belastte de overheid de aanschaf van zonnepanelen zo zwaar dat het voor individuelen niet de moeite waard was.

Wanneer ik in Madrid ben, lunchen we een paar keer per week buiten de deur in een van de cafe’s waar we regelmatig komen. Voor zo’n twaalf tot veertien euro krijg je een driegangen maaltijd van goede kwaliteit, incluis een karaf rodewijn die je mixt met Casera, een sprankelende soda met smaakje. Fantastisch. Maar de laatste weken zweet je je wel het lazarus want die bars hebben geen airco, of een airco die de hitte niet aan kan.

“Allemaal luxeklachten,” hoor ik u zeggen. “Doe niet zo verwend!” Maar in Israël zíjn we verwend. Sinds ik daar woon is het door het hele jaar heen douchen met warm water uit de zonneboiler. De keren dat ik ’s winters het verwarmingselement in de boiler moet inschakelen zijn op één hand te tellen. Enkele van mijn vrienden en kennisen betalen al een paar jaar nauwelijks of niets meer voor electriciteit omdat ze zestien vierkante meter aan panelen op hun dak hebben liggen. Spanje loopt wat dat betreft tientallen jaren achter op ons land.

“Ach,” zegt mijn vriendin. “Waarom zou ik airco laten installeren? Het kost een flinke duit, en dat voor die paar weken hitte?” Ik herinnerde haar aan de vier weken durende hittgolf van vorig jaar Juli. “Maar kunnen we dan dit najaar wel plafondventilatoren laten installeren in de woonkamer en het gastenverblijf?” vroeg ik. “De folder zegt dat wanneer je er drie tegelijk aanschaft, ze die voor nop komen ophangen.” “Vale (Okay),” antwoord ze terwijl ze voor de zoveelste keer haar voorhoofd met een theedoek afdroogt.

Zo komen twee culturen toch weer bij elkaar. Hitte verbindt, net als Chom Juli-August.

Lees ook:
Tel Aviv kan mij gestolen worden – column Ya’akov Almor

Vorige week dinsdag deed ik een dagje Tel Aviv. Een klant had me gevraagd om langs te komen op zijn kantoor in de Diamantbeurs in Ramat Gan. “Dit kunnen we niet op Zoom doen, we moeten met ons team een paar uur om de tafel zitten en spijkers met koppen slaan. Kun je er om tien uur zijn?”
“Ja hoor, geen probleem!”
“Goed, tot dan.”

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » ‘Chom Juli-August’ – column Ya’akov Almor