Tel Aviv kan mij gestolen worden – column Ya’akov Almor

Almor

Vorige week dinsdag deed ik een dagje Tel Aviv. Een klant had me gevraagd om langs te komen op zijn kantoor in de Diamantbeurs in Ramat Gan. “Dit kunnen we niet op Zoom doen, we moeten met ons team een paar uur om de tafel zitten en spijkers met koppen slaan. Kun je er om tien uur zijn?”
“Ja hoor, geen probleem!”
“Goed, tot dan.”

Diepe zucht. Hier heb ik eigenlijk helemaal geen zin in. Ik weet uit ervaring dat ik na zo’n dag daarna twee dagen nodig heb om bij te komen. Maar goed, parnosse!

Vanuit Mitzpe Ramon, in het diepe zuiden van Israël, eist zo’n dag aardig wat planning vooraf. Geen haar op mijn hoofd die er over denkt met de auto te gaan. Tussen zeven en tien sta je al gauw op de noord-zuidtolweg 6 en route 1 naar Tel Aviv al gauw een dik uur in de file. Daar komen dan nog de hoge benzinekosten en minstens twintig euro parkeergeld bij. Bovendien is de kans groot dat je, ondanks dat je ruim op tijd bent weggereden, toch te laat komt.

Maandagavond pakte ik mijn rugzak al in. Mijn Samsung Galaxy pad, de back-up batterij, tegen beter weten in een boek, twee flesjes water, boterhammen, een netjes gestreken en opgevouwen overhemd, extra T-shirt en drie zakdoeken. Er was snikheet weer voorspeld, met in Tel Aviv in vochtigheidsgraad van 85 procent. Vandaar dat extra T shirt en die drie zakdoeken.

Snelbus 65 zat die dindagochtend om zeven uur aardig vol. De bus doet er een uur en vijf minuten over om op het centraal busstation van Be’er Sheva te raken. Ik heb op het station inmiddels een vaste coffeeshop waar ik tien minuten heb om een latte te genieten. Honderd meter verder loop je Be’er Sheva Centraal in waarop spoor drie de trein naar Carmiël van 08:28 uur klaarstaat. Het is een heel lange dubbeldekkertrein, maar ik moest toch even zoeken naar een zitplaats.

De rit door de noordelijk Negev is mooi maar ik kon er weinig van zien omdat, zoals gewoonlijk, de ramen ontzettend smerig en stoffig waren. Rond tien uur rolde de trein op Tel Aviv Centraal binnen . De diamantbeurs ligt tegenover het station, dus daar was ik snel. Na de vergadering, incluis een ‘working lunch’, had ik ruim de tijd om mijn volgende afspraak te halen.

De dag was met een stralend blauwe hemel begonnen maar toen ik een dik uur later weer buiten stond was het een stuk warmer, zwaar bewolkt en benauwd. Ik raadpleegde Google Maps om te zien hoe ik het best naar Mapustraat kon komen. Tot mijn verbazing bleek dat de snelste optie een half uur lopen was. Na tien minuten wandelen was het nette overhemd waarin ik mij eerder had omgekleed helaas al volledig doordrenkt. Nee, niet vanwege het zweet alleen, maar door een flinke tropische hoosbui! Echt! Maar in Juni? Dit heb ik nog nooit eerder meegemaakt in mijn veertig jaren in Israel.

Eenmaal in downtown Tel Aviv liep ik via Allenby naar Ben Yehuda en begreep toen waarom de bus geen optie was. De straten waren overal opgebroken voor de aanleg van de ondergrondse. Ik sprak er een oude dame die met een boodschappenkarretje sleepte over aan. “Ach jongeman, breek me de bek niet open! Ik ben allang dood en begraven voor deze ellende voorbij is!”

Eenmaal in de werkplaats van Gidi Oren, Israël’s beste reparateur en restaurateur van blaasinstrumenten, wierp hij me met een grijns eem handdoek toe en ik verkleedde me in een droog T-shirt. Afgelopen maart had ik bij hem een oude Franse dwarsfluit achtergelaten. Ik spotte die fluit vorig jaar zomer op een vlooienmarkt in de bergen buiten Madrid en begreep omiddellijk dat het instrument – toen niet bespeelbaar –  potentieel en mogelijk waarde had.

De Couesnon fluit uit 1935, geproduceerd in samenwerking met de geroemde Franse fluitist en pedagoog Marcel Moyse zingt nu weer. Gidi, man tot en met, heeft wederom een wonder verricht. De rekening die ik voor de restoratie gepresenteerd kreeg is aanzienlijk, een rib uit m’n lijf. Maar het instrument, een collectors item, is niet langer een fluitje van een cent.

Om negen uur ‘s avonds was ik terug in Mitzpe Ramon. Wat een opluchting. Die stad kan mij gestolen worden.

Lees ook:
Waar wij slapeloze nachten over hebben – column Ya’akov Almor

‘Een kennis wees me onlangs op deze link naar een aankondiging van het Centrum Information en Documentatie Israël (CIDI) over een Israël-studiereis. Ik moet toegeven dat hun website nooit eerder had bezocht. Een fundgrube! Het gaat om een kennismakingsreis met Israël en de Palestijnse gebieden voor journalisten, beleidsmakers en opinieleiders..’

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Tel Aviv kan mij gestolen worden – column Ya’akov Almor