Jood de Ripper – column Paul Damen

Paul Damen (Foto: J. Blik)

Joden krijgen van alles de schuld. Dat wist u. De klimaatcrisis, corona, overal oorlog, allemaal de schuld van. Was dat waar, dan was een achtdaagse werkweek nog te weinig. Maar het vreemde is: als er wérkelijk iemand iets op zijn kerfstok  heeft, hoor je niks. Terwijl het toch niet misselijk was waar de uit Polen gevluchte Joodse immigrant Aron Mordke Kosmiński van verdacht werd.

In augustus 1888 regende het onafgebroken in Whitechapel, een Londense buurt vol drank, veil vermaak en prostitutie. Vandaar dat de dames naar binnen gingen met een klant, waar ‘Jack de Ripper’ hen in alle rust rippen kon.

Tussen augustus en november vielen minstens zes slachtoffers: Martha Tabram, Polly Nichols, Annie Chapman, Elisabeth Stride, Kate Eddowes en Mary Jane Kelly. De Ripper, zo genoemd door een brief waarin hij opschept over zijn gruwelmoorden, sneed met chirurgische precisie de vrouwen in stukjes. ‘Gestoord’, concludeerde de politie.  Maar in hun rapporten komen wel erg veel al dan niet gestoorde Joden voorbij als verdachte.

Dat aspect bleef tot tot op heden onderbelicht. De afgelopen maand nog wees de Telegraph nog ene Hyam Hyams aan als de Ripper. Die was alcoholist, extreem agressief, had epilepsieaanvallen en belandde in een gesticht. Maar dat hij Jood was, meldde de Telegraph kiesheidshalve niet. Terwijl dat toch de voornaamste reden was dat hij verdachte werd.

Londens getto

De wijk Whitechapel was een getto, waar vanaf pakweg 1870 Oost-Europese Joden massaal naartoe stroomden, gevlucht voor de tsaristische pogroms. In de Ripper’s tijd was negentig procent van de bevolking er Oost-Europees Joods. Kleermakers, kappers, kleine krabbelaars, beschouwd als misdadigers. Charles Dickens zette al vroeg in de 19de eeuw in zijn ‘Oliver Twist’ de Jood Fagin neer als een doortrapte crimineel. Eind 19de eeuw woonden er zo’n kwart miljoen Joden in Whitechapel, op een Londense bevolking van vier miljoen.

Meer dan een kwart van de Ripper-verdachten was Jood. Naast prominente gojse verdachten als de prins van Wales, of Albert, kleinzoon van koningin Victoria, of de koninklijke lijfarts Sir John Williams, en Randolph Churchill, de vader van de latere premier. Dat na de eerste twee moorden bij een bebloede schort op een muur stond: ‘Het zit er dik in dat Joden hierachter zitten’, verhoogde de populariteit van het Oude Volk ook niet.

Masturbatie

Maar Kosmiński, verengelst tot Kosminki, springt er bovenuit. Poolse Jood, kapper, al jaren werkloos, zwaar gestoord en uiteindelijk in een gesticht beland. Hij leefde van het geld van zijn zuster op Sion Square – ook dat nog. Volgens de toenmalige politietop was Kosminki de dader. De hoge politieman Sir Melville Leslie Macnaghten omschreef Kosminksi als ‘gek als gevolg van jarenlange eenzame ondeugden (masturbatie), een intense vrouwenhater, vooral van prostituees, met moordzuchtige neigingen’. Hij stond eerder voor de rechter na het bedreigen van zijn zus en het niet muilkorven van zijn hond. Hij vertrouwde normaal voedsel niet en at daarom de restjes uit de goot. En hij waste zich nooit.

Schizofreen, waanvoorstellingen, paranoïde: met zo’n rapport kom je niet ver. En omdat hij toch al in het gekkenhuis zat, liet de politie de zaak rusten, ook al omdat de moorden waren gestopt. Wat Kosminski recent opbrak was een bebloede sjaal die bij een van de moorden was achtergelaten. In 2014 werd die onderzocht op DNA, en daar kwam Kosminski uitrollen, volgens een artikel in het gezaghebbende medisch tijdschrift ‘Journal of Forensic Sciences’ in 2019.

Geen chirurgische kennis

Hoewel dat onderzoek inmiddels bekritiseerd is wegens onzorgvuldigheden, zijn er meer argumenten om Kosminksi toch van de verdachtenlijst te halen. Hij werd pas anderhalf jaar na de moorden opgesloten – blijkbaar benutte hij de hem nog restende vrije tijd niet om zijn lijstje wat langer te maken. Kosminski was te jong en te klein, volgens ooggetuigen die de Ripper vlak voor een moord nog gezien hadden in gezelschap van een later vermoorde prostituee. Hij sprak enkel Jiddisch. De bekende brief, waarin de Ripper in het Engels aankondigt de oren van het volgende slachtoffer naar de politie te zullen sturen, kan niet van hem zijn. Kosminski bezat geen chirurgische kennis, terwijl de slachtoffers toch uiterst precies ontleed waren. En tenslotte is het uiterst onwaarschijnlijk dat een prostituee, hoe dronken ook, een algemeen als gek beschouwde arme, werkloze, ongewassen Jood als klant zou binnenhalen.

Gesticht

En dus is er maar een conclusie mogelijk: de Joodse Kosminki werd aangewezen als moordenaar omdát hij Jood was. Hij leefde tot zijn dood in 1919 nog een kwarteeuw in het gesticht van Leavesden. En ach, als je toch al eeuwen de schuld krijgt van álles, kan verdenking van de meest geruchtmakende seriemoorden in de 19de eeuw er ook nog wel bij. Het is wél jammer dat we aan het lijstje geruchtmakende Joden – Jezus, Marx, Freud, Oppenheimer, Einstein – deze Kosminski als Jack de Ripper niet kunnen toevoegen.

Lees ook:
Olifant – column Paul Damen

‘Er stonden vorig weekend meer mensen dan ooit in het Wertheimpark, bij de herdenking van de Sjoa. Dat betekent ’totale vernietiging (in het Hebreeuws: השואה) .
Wat overigens een betere term is dan het vaak gebruikte ‘Holocaust’, dat letterlijk ‘brandoffer’ betekent en een zeker ritueel offer suggereert, terwijl die nazi’s echt niet aan massamoord deden om hun Gott ten dienste te zijn.

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.


Categorie: |

Home » Nieuws » Jood de Ripper – column Paul Damen