Laten we de handen ineen slaan – column Brigitte Wielheesen

Foto van Brigitte Wielheesen.

Het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK) functioneert in mijn ogen niet meer. Het overkoepeld orgaan van orthodox Joods Nederland telt immers nog maar drieduizend zielen. Dat is erg weinig, want volgens het Joods Maatschappelijk Werk (JMW) wonen er in Nederland bijna vijftigduizend Joden. Dit is een ruime schatting, omdat JMW ook niet halachische Joden – halachische Joden zijn diegenen die Joods zijn via de moederlijn – meetelt. Laat ik stellen dat er rond de dertigduizend halachische Joden in Nederland wonen. Het NIK is naar buiten toe de spreekbuis voor Joods Nederland, zo zeggen ze. Nu weet inmiddels iedereen dat de Permanente Commissie (PC, ook wel het dagelijks bestuur), bestaande uit zeven lieden, niet gedragen wordt door de leden van het NIK. In september 2017 is er een motie van wantrouwen tegen de PC in gediend. De heren stapten eervol op, om vervolgens twee maanden later weer op het pluche te gaan zitten. Bij het NIK kennen ze de vertrouwensregels van de democratie niet, waardoor het nu een lege huls geworden is.

Orthodox Joods Nederland is niet goed georganiseerd, zoveel is nu wel duidelijk. Oud-directeur Hans Vuijsje van het JMW stelde onlangs op zijn afscheidsreceptie in het Joods Cultureel Centrum (JCC) het volgende: “De huidige Joodse infrastructuur is niet toekomstbestendig en Joods Nederland moet zich gaan beraden op de toekomst wil het blijven voortbestaan. Daartoe zou er een Denktank moeten komen met mensen uit verschillende Joodse organisaties zoals kerkgenootschappen, sportorganisaties, onderwijsinstellingen, zorgorganisaties en Joodse financiële fondsen. Men moet samen om de tafel om voorwaarden te creëren voor een pluriforme Joodse gemeenschap.”

Daar maakt Vuijsje een punt. Als we niet een nieuwe vorm van samenwerken gaan opzoeken, blijft er niets over van georganiseerd Joods Nederland. Het Interprovinciaal Opperrabbinaat (IPOR) zocht eind 2016 de samenwerking op en maakte een plan om de samenwerking in het klein op te starten. Het bestuur van het IPOR schreef een planwerk waarin de pijlers niet liggen bij bestuurders, maar bij doeners in het veld. Mensen die de handen uit de mouw willen steken. Het plan richt zich op vier pijlers: bovenlokale activiteiten, fondsenwerving, communicatie en klantenbinding met als doel een brug te slaan naar de Joden die ongebonden zijn. Dit is, volgens Hans Vuijsje, ‘circa tachtig procent van de Nederlanders met een Joodse achtergrond’.

Het plan van het IPOR, met de naam ‘Samen sterk’ werd aan de IPOR-besturen, de besturen van de Joodse gemeenten Den Haag en Rotterdam, en aan het Rabbinaat voorgelegd. Het plan werd door de meerderheid toegejuicht. Dit is een klein beginnetje waar Vuijsje anno 2018 voor pleit. De uitvoering van het plan verloopt in de praktijk echter traag. Veel energie, van diegenen die willen bouwen aan Joods Nederland, wordt verspild door de vele ruzies tussen bestuurders onderling. De meeste bestuurders zijn helaas geen doeners. Ze horen zichzelf maar al te graag spreken en willen zoveel mogelijk zaken bij het oude laten. Joods Nederland heeft echter behoefte aan opbouwers die de verbinding opzoeken en die willen samenwerken zonder hun eigen ego voorop te stellen.

Ik sluit me aan bij de oproep van Hans Vuijsje om een Denktank te vormen en daarbinnen te gaan werken aan een gezamenlijke strategie voor de toekomst. Mijn aanvulling is echter dat het verstandig zou zijn om vooral doeners in die Denktank toe te laten, want laten we eerlijk zijn: mensen met een hoogmoedig blabla-gehalte en grote ego’s maken geen grote stappen.”

Categorie:

Home » Columns en opinie » Laten we de handen ineen slaan – column Brigitte Wielheesen