Lichtpuntje – column Natasha Gerson

Natasha Gerson (foto: S. De Jong)

Het was een aparte Auschwitzherdenking, zondag. Bij de Stopera dacht ik nog dat het niet zo’n heel grote opkomst zou worden, maar allemachtig wat werd het een stoet. Jacques Grishaver was extra somber. Er was het nu al in twijfel getrokken rapport van de Claims Committee over de bedroevende staat van de Holocaustkennis in Europa en – hoe beschamend – Nederland in het bijzonder. Hij sprak ook over de White Power-projecties op de Erasmusbrug, de complottheorieën en nog veel meer.

In de toespraak van de burgemeester van Amsterdam zat een, dit jaar en uitgerekend op dit moment best storend foutje waar ze het Achterhuis noemde. Sorry als ik zeur hoor. Maar net nu de gemeente aangekondigd heeft de onterecht aan het frauduleuze Cold Case Team uitgekeerde ton niet te kunnen terugvorderen op onduidelijke gronden. Net nu de Amerikaanse uitgever HarperCollins het prompt bestaat om toch weer een nieuwe ‘gereviseerde’ editie van dit gedrocht, leugenachtiger dan ooit, op de markt te brengen. Net nu zegt Femke Halsema in haar toespraak: “Daarom is het pand waar Anne Frank ondergedoken zat en werd verraden nu een museum.”

Behalve dat het sowieso een vreemde formulering is, is het belangrijker dan ooit om te beseffen dat helemaal niet vaststaat dat Anne Frank verraden is. Althans destijds. Weet de gemeente wel waar het allemaal om gaat? Nou ja, een herdenking is ook niet om vrolijk van te worden toch. Alhoewel.

Omdat ik me nooit zo wil laten meeslepen in collectief opgewekte emotie bedacht ik tijdens de wiese van Gino Brandt, dat het wel grappig is dat de volharding van de Weiss-dynastie om zich te afficheren als ‘Zigeuner’ en niet als Sinto, nu met de nieuwe primas full circle is gekomen. Net nu  zich de burgers zich eindelijk braaf hebben eigen gemaakt om ‘Sinti en Roma’ te zeggen, noemt praktisch de nieuwe generatie zich weer gewoon zonder schroom of vrees ‘Zigeuner’. En wint Tata Mirando postuum nog eens een discussie.

Over nieuwe generatie gesproken. Tijdens deze gedachten leunde ik op het dranghek dat het publiek separeerde van de scholieren in hun aanloopgang met de kransen en boeketten, die daar wachtten. Er viel mij, en niet alleen mij, een joch van brugklas-leeftijd op. Later bleek hij er thuis op tv ook uitgesprongen. Een jonk met wat ooit een Echt Rapenburgerponempie heette.

Het kon niet echt klieren genoemd worden. Maar de herdenkingszwaarte was niet tegen zijn blakende levenslust opgewassen. Hij droeg een broek met vale knieën waar vast thuis strijd over was geleverd (‘Maar ze zeggen toch altijd, dat het gaat om jezelf mogen zijn? NOU DAN’) en een kippa als een blauwe baret op zijn krullen – was die van hemzelf kwijt geweest. In tegenstelling tot die van de andere kinderen, die hem aanstootten als hij te ver ging onder het oog van Toeziend Oordeel? Zo oogde het.

Hij grijnsde naar de camera’s. Hij speurde langs de daken naar scherpschutters. Er sidderde een onweerstaanbare dance move door hem heen uit het niets. Hij meende iets van waarde op de grond te zien liggen. Hij kreeg een vrieskoude blik van een begeleidingsrefo en zelfs een nekpor van een bestuurder van het Cheider, en het hielp allemaal niks. Hij kietelde een meisje.

Je weet dat er een dag komt dat hij op een onwillekeurig moment geconfronteerd gaat worden met een sepia-versie van precies zijn eigen spiegelbeeld in een boek of op een site, onder een pet of een hoed, achter een venterskar, in een slijpersschort, een sjoel of een kermiskiosk en het dan als de bliksem ineens inslaat waar het allemaal altijd om gaat. Maar vooralsnog hoorde hij vooral de vogels tussen de toespraken van al die mensen met die lange verhalen over die dingen waar ze niet over kunnen praten. Ik werd er ook zo ongeoorloofd vrolijk van.

Na afloop liepen we naar de Plantage, toen we weer bijna over hetzelfde groepje jeugd struikelden. Ik greep dus mijn kans en zei: “Hee, jongetje, hoe heet jij?” “HOEZO?” eiste hij weten. Goed zo. Ik zei naar waarheid: “Dat is leuk voor mijn column.” Hinnikend gelach uit het hele groepje, voor ze, gezond, goochem, geheel op hun gemak met hun plaats in Mokum en de hele wereld, naar de tram draafden. Hahaha, je bent er bij Yaïr ! schalde het na. Ach, wat mooi, het lichtpuntje van de herdenking heet Yaïr. Yaïr komt er wel. En het komt allemaal wel goed.

Lees ook:
Mijn bezoek aan het ‘Bezettingsmuseum’ – column Natasha Gerson

Rondom de nieuwe vaste tentoonstelling van het Verzetsmuseum in Amsterdam was eind vorig jaar veel tumult. Het museum, bij monde van directeur Liesbeth van der Horst en oud-voorzitter Hans Blom, meende dat als iedereen eerst maar even zelf moesten gaan kijken, ze vast van mening zouden veranderen. Ik ging er daarom naartoe.

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: | |

Home » Nieuws » Lichtpuntje – column Natasha Gerson